ECLI:NL:RBZWB:2025:562

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
429758 JE RK 24-2236
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in een familiezakenprocedure

Op 10 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over haar ontwikkeling. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er is sprake van een langdurige strijd tussen hen, wat leidt tot een onveilige situatie voor [minderjarige]. De moeder heeft zich achter het verzoek geschaard, terwijl de vader geen bezwaar heeft gemaakt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet openstaan voor hulpverlening in het vrijwillige kader en dat de situatie van [minderjarige] ernstig bedreigd wordt door de conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft de betrokkenheid van de Stichting Jeugdbescherming Brabant noodzakelijk geacht om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ondanks mogelijke hoger beroep.

De kinderrechter heeft de doelen van het raadsrapport overgenomen, die gericht zijn op het verbeteren van de communicatie tussen de ouders en het welzijn van [minderjarige]. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 24 januari 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker of andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/429758 / JE RK 24-2236
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
hierna te noemen: de Raad,
locatie Breda,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
advocaat: mr. S. Kandemir te Dordrecht,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2],
advocaat: mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, hierna te noemen: de GI, gevestigd te Etten-Leur.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 11 december 2024, ontvangen op 11 december 2024;
  • een bericht van de Raad met bijlagen van 27 december 2024, ontvangen op 27 december 2024;
  • een e-mail van mr. Bronsveld, ontvangen op 7 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zijn met afmelding niet verschenen:
- de vader met zijn advocaat.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en verklaart dat met de ouders in het vrijwillige kader de mogelijkheid van het Uniform Hulpaanbod (UHA) is besproken. De ouders zijn hier echter niet mee akkoord gegaan. Daarnaast is tijdens het tweede raadsonderzoek gezien dat de strijd tussen de ouders alleen maar heviger is geworden en dat de ouders niet meer open staan voor hulpverlening in het vrijwillige kader. In het dwangkader moeten de ouders meewerken aan hetgeen de GI wil inzetten. Het doel is dat er duidelijkheid komt voor [minderjarige] en dat de langdurige strijd tussen de ouders stopt.
4.2.
Door en namens de moeder is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat de moeder zich kan vinden in het verzoek, aangezien er geen andere oplossing is. De moeder maakt zich veel zorgen om [minderjarige] en het feit dat ze bij de vader woont. Het is van belang dat er iemand komt meekijken in de thuissituatie bij de vader. Er is sprake van veel wantrouwen tussen de ouders en een gebrek aan communicatie. Ook is er geen hulpverlening betrokken. [minderjarige] zit klem in de strijd van de ouders. Daarnaast is gebleken dat de zorgregeling in de praktijk niet werkt, aangezien de vader [minderjarige] niet meer weg wil brengen omdat hij geen geld heeft voor benzine. De moeder is van mening dat de vader niet goed voor [minderjarige] zorgt en niet handelt in het belang van [minderjarige]. De moeder wil serieus worden genomen in haar zorgen en er moet hulpverlening worden ingezet. Het vrijwillige kader gaat niet werken, omdat de ouders dan op ieder moment kunnen stoppen met de hulpverlening. Dit maakt het gedwongen kader noodzakelijk.
4.3.
De advocaat van de vader heeft namens de vader per e-mail van 7 januari 2025 verklaard dat de vader geen bezwaar heeft tegen het verzoek. De vader ziet daarom geen aanleiding voor aanwezigheid of vertegenwoordiging ter zitting.
4.4.
De GI licht toe dat een ondertoezichtstelling een zware dwangmaatregel is. Het is een langdurig, stroperig proces en de oplossing is niet zomaar gevonden. De GI vraagt zich af of de betrokkenheid van een jeugdprofessional in het vrijwillige kader al is ingezet en mogelijk al voldoende kan zijn. De GI zet immers dezelfde hulpverlening in als een jeugdprofessional in het vrijwillige kader zou doen. De GI geeft daarnaast aan dat er een lange wachtlijst is en dat het minimaal zes tot acht weken kan duren voordat er een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is. In het vrijwillige kader gaat het mogelijk vlotter.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders die het gezag uitoefenen of de ouder die het gezag uitoefent binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn of is te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. Dit licht de kinderrechter als volgt toe.
5.3.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] zit klem in de langdurige strijd tussen de ouders, welke strijd alleen maar heftiger is geworden. Daarnaast is er geen sprake van constructieve communicatie en vertrouwen tussen de ouders. Ook zijn de zorgen van school over [minderjarige] op didactisch en sociaal-emotioneel gebied, nadat de zorgen eerst deels zijn weggenomen, recentelijk weer wat toegenomen. Dit is mogelijk te verklaren door de toegenomen spanningen tussen de ouders. Tevens bestaan er zorgen over de draagkracht van de vader. De vader heeft immers aangegeven dat de voortdurende juridische procedures veel van de vader vragen en zorgen voor stress en concentratieproblemen op werk. Het is de kinderrechter daarnaast gebleken dat het de ouders niet lukt om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De ouders staan niet open voor de inzet van hulpverlening in het vrijwillige kader. Ook hebben de ouders geen actie ondernomen naar aanleiding van het eerdere hulpverleningsadvies van de Raad en hebben de ouders het UHA-traject afgewezen. Betrokkenheid van de GI is noodzakelijk, zodat het belang van [minderjarige] te allen tijden voorop wordt gesteld. Ook kan de GI middels sterke regievoering zorg dragen voor de inzet en continuering van passende hulpverlening voor de ouders en [minderjarige]. Op deze wijze kan worden voorkomen dat de ouders de ingezette hulpverlening voortijdig beëindigen.
5.4.
De kinderrechter stelt, gelet op het voorgaande en met instemming van alle betrokkenen, [minderjarige] onder toezicht van de GI voor de verzochte duur van negen maanden.
5.5.
De kinderrechter neemt de doelen van het raadsrapport over, te weten:
  • [minderjarige] voelt zich gezien en gehoord door de ouders in de scheidingssituatie waarin ze zich bevindt; dit houdt in dat de ouders emotionele toestemming geven aan haar om het fijn te hebben bij de andere ouder en hierover te kunnen/mogen vertellen. De ouders laten zien/laten horen dat de andere ouder ook belangrijk is in het leven van [minderjarige];
  • [minderjarige] vertrouwt volwassenen en kan een vertrouwensrelatie/band opbouwen met een volwassene, zodat ze steun/hulp kan ontvangen wanneer nodig. [minderjarige] heeft een positief zelfbeeld en ontwikkelt voldoende zelfvertrouwen;
  • De ouders hebben een manier van communiceren gevonden waarin zij elkaar op een constructieve manier informeren over de ontwikkeling en het gedrag van [minderjarige] en gezamenlijk belangrijke beslissingen nemen en afspraken maken over [minderjarige];
  • De ouders hebben overeenstemming over de zorg- en contactregeling en houden zich aan de gemaakte afspraken.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing, ondanks een eventueel hoger beroep, meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 10 januari 2025 en tot 10 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Boomaars, griffier, en op schrift gesteld op 24 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.