ECLI:NL:RBZWB:2025:5621

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/435559 JE RK 25-914
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in een complexe gezinssituatie met zorgelijke opvoedstijlen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, hebben een moeizame relatie gekenmerkt door wantrouwen en uiteenlopende opvoedstijlen. De moeder heeft jarenlang geprobeerd de juiste hulp voor de kinderen te krijgen, maar wordt hierin belemmerd door het gebrek aan samenwerking met de vader. De moeder is belast met de volledige zorg voor de kinderen en heeft behoefte aan ondersteuning in het aangeven van haar grenzen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig wordt bedreigd, vooral gezien de ASS-problematiek van [minderjarige 2]. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat de doelen van de eerdere ondertoezichtstelling nog niet zijn bereikt. De kinderrechter heeft de feiten en standpunten van beide ouders en de GI in overweging genomen. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot verlenging, terwijl de vader niet aanwezig was op de zitting.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorwaarden voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan, gezien de aanhoudende ontwikkelingsbedreiging en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/435559 / JE RK 25-914
Datum uitspraak: 14 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J.M.G. Cox te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 mei 2025;
- het bericht van de advocaat van de moeder van 3 juli 2025.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 juli 2025. Daarbij was een vertegenwoordigster van de GI aanwezig.
De vader noch de moeder en haar advocate zijn verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.
1.2.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun mening niet gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 15 juli 2024 tot 15 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI baseert het verzoek op het volgende.
Volgens de GI zijn de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet bereikt. De houding en de manier van handelen door de vader is zorgelijk en niet helpend in het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarigen. De GI is van mening dat er rust nodig is voor de kinderen en de moeder heeft laten zien dat zij hierin wil en kan investeren. De GI weet ook dat de moeder de vader in het leven van de kinderen een rol wil laten hebben maar enige vorm van samenwerking/vertrouwen is er nodig en op dat gebied zijn er geen vorderingen zichtbaar. [zorgcoach] zal zich de komende periode richten op de (begeleide) omgang tussen de kinderen en hun vader en zal de mogelijkheden tot het uitbreiden van de omgang en tot wat daarvoor nodig is, onderzoeken.
[hulpverlening] zal verder gaan met ambulante opvoedingsondersteuning met betrekking tot de ASS-problematiek van [minderjarige 2] binnen de opvoedingssituatie van de moeder. Daarnaast is [hulpverlening] een behandeling gestart voor [minderjarige 2] waar zowel de moeder als de vader bij betrokken zijn.
[minderjarige 1] zal gaan starten met paardencoaching bij [ggz] Zij zal daar ondersteuning krijgen in het vertrouwen opbouwen, het leren samenwerken, het leren contact maken, in non-verbale communicatie en in het mentaal en fysiek sterker gaan worden.
De GI is van mening dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden omdat regie nodig is in dit gezinssysteem. De ouders zijn namelijk niet in staat om met elkaar te overleggen of om met elkaar besluiten te nemen over wat het beste is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Een verlenging van de ondertoezichtstelling is bovendien noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de juiste hulp gaat starten en er niet opnieuw vertragingen in de weg staan. Wanneer nodig kan de GI overstijgende beslissingen nemen.
De vader moet in zijn gedag begrensd worden. Hij moet gaan begrijpen wat de kinderen van hem nodig hebben. Twee keer per maand hebben deze contact met de vader. Dit is nog wel belastend voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader laat zijn boosheid ook in het bijzijn van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zien. [minderjarige 2] heeft moeite om zichzelf te uiten. [minderjarige 1] kan dit inmiddels wel. Zij vindt het contact met de vader eng en spannend. Zij vindt de vader niet aardig en boos. De vader wil dat de dingen gaan zoals hij dat wil. Dat maakt het contact heel belastend voor de kinderen. De GI zou graag zien dat de vader, net als de moeder, een persoonlijkheidsonderzoek laat afnemen.
4.2.
De moeder heeft via haar advocaat bericht dat zij instemt met het verzoek van de GI. Volgens de moeder is een verlenging van de ondertoezichtstelling nog zeer noodzakelijk omdat de eerder ingezette hulpverlening nog onvoldoende resultaat heeft gehad. De moeder ervaart de samenwerking met de vader al jaren als zeer moeizaam. Zij is ervan overtuigd dat, zonder de ondersteuning van de GI, de hulpverlening voor de kinderen nooit zou zijn opgestart. De moeder hoopt en verwacht dat de GI het komende jaar ingrijpt op het moment dat de vader niet aan de door de GI gestelde voorwaarden voldoet. De moeder is geschrokken van de verwijten van de man aan haar adres, welke vermeld zijn op de pagina’s 7 en 8 van het evaluatieplan van aanpak OTS van 22 april 2025. De moeder herkent zich hier niet in en betwist de juistheid van de stellingen van de vader. Volgens de moeder is het de vader die alle schuld bij anderen legt maar die niet wil inzien wat zijn aandeel in de problematiek is. De moeder draagt de volledige zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , wat met tijden erg zwaar is, gelet op de kindeigen problematiek van [minderjarige 2] en gelet op de energie die nodig is voor de overleggen met de GI en de betrokken hulpverleners. Zij zou dan ook graag zien dat er in het komende jaar resultaten worden behaald. Het kan volgens de moeder niet zo zijn dat de ondertoezichtstelling tot de volwassenheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zou moeten duren.

5.De beoordeling

5.1.
In artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een GI, als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
In artikel 1:260, eerste lid, BW is bepaald dat de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 255 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens kan verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
De ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt nog steeds ernstig bedreigd. [minderjarige 2] is gediagnostiseerd met ASS-problematiek. Dit vergt veel van [minderjarige 2] , omdat hij zeer veel behoeften heeft aan structuur, duidelijkheid en aan voorspelbaarheid. Voor [minderjarige 1] betekent dit dat zij zich in vele opzichten moet aanpassen aan wat [minderjarige 2] nodig heeft. Hierdoor komt zij te kort in haar eigen behoeften in haar ontwikkeling. [minderjarige 1] komt hierdoor ook aandacht te kort.
5.3.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening omdat de samenwerking met de vader zeer moeizaam verloopt. De vader heeft geen zelfinzicht en werkt niet mee aan het inschakelen van hulp voor de kinderen. Tussen de ouders is in de loop van de jaren een groot wantrouwen ontstaan. Hun opvoedstijlen lopen ver uiteen. De moeder probeert al jaren om de juiste hulp voor de kinderen te krijgen maar wordt hierin belemmerd door het ontbreken van een vorm van samenwerking met de vader. De moeder wordt door de volledige zorg van de kinderen belast. Voor de moeder is het belangrijk dat zij ondersteuning krijgt in het aangeven van haar grenzen. Inmiddels heeft de GI de ambulante zorg van [hulpverlening] ingezet in het gezin van de moeder. Daarnaast zal er vanuit [zorgcoach] begeleiding van de contacten tussen de kinderen en de vader worden ingezet. Voor [minderjarige 2] zal [hulpverlening] verder gaan met de behandeling voor diens problematiek. Voor [minderjarige 1] wordt er een traject van paardencoaching opgestart, waarin zij gaat werken aan haar eigen ontwikkeling.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar. De kinderrechter acht deze termijn nog noodzakelijk omdat de verschillende hulpverleningstrajecten nog moeten worden opgestart en het de verwachting is dat deze binnen de duur van een jaar zullen zijn afgerond.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 15 juli 2025 tot 15 juli 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bogaert, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025, in aanwezigheid van Joosen als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.