In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, hebben een moeizame relatie gekenmerkt door wantrouwen en uiteenlopende opvoedstijlen. De moeder heeft jarenlang geprobeerd de juiste hulp voor de kinderen te krijgen, maar wordt hierin belemmerd door het gebrek aan samenwerking met de vader. De moeder is belast met de volledige zorg voor de kinderen en heeft behoefte aan ondersteuning in het aangeven van haar grenzen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig wordt bedreigd, vooral gezien de ASS-problematiek van [minderjarige 2]. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat de doelen van de eerdere ondertoezichtstelling nog niet zijn bereikt. De kinderrechter heeft de feiten en standpunten van beide ouders en de GI in overweging genomen. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot verlenging, terwijl de vader niet aanwezig was op de zitting.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de voorwaarden voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan, gezien de aanhoudende ontwikkelingsbedreiging en het gebrek aan samenwerking tussen de ouders. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.