ECLI:NL:RBZWB:2025:5627

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/436502 JE RK 25-1074
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een jeugdhulpaanbieder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2025 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De minderjarige heeft langdurig in de gesloten jeugdhulp verbleven, maar deze ingrijpende vorm van jeugdhulp mag alleen worden ingezet als er geen andere, minder ingrijpende vormen van jeugdhulp beschikbaar zijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige] niet in staat is om de zorg en opvoeding te bieden die hij nodig heeft, gezien haar broze gezondheid. De kinderrechter heeft de GI (Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) gemachtigd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 24 januari 2026. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat [minderjarige] kan profiteren van de behandeling en begeleiding in de open groep, en dat hij de kans krijgt om zich verder te ontwikkelen. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 30 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436502 / JE RK 25-1074
Datum uitspraak: 23 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. B.J.P. van Gils te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 juni 2025;
- de brief met bijlagen van de GI van 18 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat namens de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 januari 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 24 januari 2026.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 24 april 2025 een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 25 augustus 2025. Deze machtiging is bij brief van 2 juli 2025 door [hulpverlening] geschorst tot het einde van de machtiging, zijnde tot en met 24 augustus 2025.
2.4.
[minderjarige] verblijft sinds 2 juli 2025 bij [accommodatie] in [plaats] . Dat is een kleinschalige woonvoorziening, waarin maximaal vijf jongeren met complexe gedrags- en/of ontwikkelingsproblematiek worden opgevangen. Dit verblijf valt onder de categorie accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI baseert het verzoek op het volgende. [minderjarige] heeft de laatste jaren voornamelijk binnen de gesloten jeugdhulp verbleven. Hij was gebaat bij de structuur en duidelijkheid die hem daar geboden werd. Sinds de plaatsing in februari 2025 is gezien dat [minderjarige] zich meermaals heeft onttrokken uit de zorg van [hulpverlening] . Volgens [minderjarige] kwam dit door een gebrek aan een toekomstperspectief. Uit onderzoek van [hulpverlening] is gebleken dat [minderjarige] kampt met trauma’s uit het verleden, waar hij behandeling voor behoeft. Volgens de GI kan [minderjarige] profiteren van een verblijf bij [accommodatie] . In deze setting wordt er met een klein en vast team van begeleiders gewerkt. [minderjarige] heeft stabiliteit en vertrouwdheid nodig, om zich verder te gaan ontwikkelen. De GI schat in dat [accommodatie] voor [minderjarige] een passende plek zal zijn gelet op de persoonlijke aandacht, duidelijkheid en de 24-7 behandeling en begeleiding die daar geboden wordt. [minderjarige] is bovendien gemotiveerd om bij [accommodatie] te gaan verblijven. In de afgelopen dagen is gezien dat [minderjarige] veel weg is van de groep. Hij krijgt hierdoor te weinig begeleiding en behandeling. [minderjarige] verblijft veelvuldig bij een gezin, waar veel zorgen over zijn. [minderjarige] komt dan onder invloed terug op de groep. De GI heeft nog de hoop dat [minderjarige] zijn draai op de groep gaat vinden en de motivatie gaat vinden om zich te laten behandelen. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is volgens de GI nog nodig, omdat de moeder van [minderjarige] nog niet in staat is om hem te bieden wat hij nodig heeft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. De moeder staat open voor systeemtherapie en gaat dit verder oppakken.
4.2.
De advocaat van de moeder licht toe dat de moeder een sterfgeval in de familie heeft en dat zij daardoor de zitting vergeten is, ondanks dat zij gisteren nog contact hadden met elkaar. Het overlijden vond gisteravond/vannacht plaats en heeft tot veel onrust geleid. De advocaat acht zich voldoende in staat om het standpunt van de moeder naar voren te brengen. De moeder stemt in met het verzoek van de GI. Zij is blij dat [minderjarige] de kans krijgt om in een open groep te wonen. Zij maakt zich wel zorgen over het moment van de doorplaatsing. Eerder is geprobeerd om [minderjarige] in de zomervakantie thuis te plaatsen, maar door een gebrek aan een dagbesteding zoals school, is die plaatsing mislukt. Ook nu is er geen dagbesteding, met alle risico’s van dien. Volgens de advocaat weet [minderjarige] dat hij nu niet terug kan naar de moeder, maar zou hij dat diep van binnen wel willen. Ook de moeder zou [minderjarige] het liefste weer bij haar hebben. Haar gezondheid staat dat echter niet toe. De moeder hoopt dat [minderjarige] zich gaat inzetten om het verblijf bij [accommodatie] laten slagen.
4.3.
[minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat het hem goed bevalt bij [accommodatie] . Hij kan doen wat hij wil en mag naar buiten wanneer hij wil. Hij heeft dagelijks een taak die hij moet uitvoeren en hij moet op tijd zijn voor het eten. Verder zijn er volgens [minderjarige] weinig regels waar hij zich aan moet houden. [minderjarige] wil niet meer gesloten zitten. Na de zomervakantie gaat hij terug naar zijn oude school. [minderjarige] heeft de verwachting dat de plaatsing bij [accommodatie] zal slagen. Hij vindt dat zijn medicatie geen nut heeft; hij merkt er geen effect van. De weekenden dat [minderjarige] bij de moeder is, gaan wel goed. Hij komt niet meer in contact met de politie. [minderjarige] blowt soms in het weekend of als hij met vrienden buiten is.

5.De beoordeling

5.1.
In artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald, dat de kinderrechter de GI op haar verzoek kan machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, als het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. Zij neemt daarbij in aanmerking dat [minderjarige] op dit moment niet bij zijn moeder kan wonen. De moeder kampt met een broze gezondheid en zij kan de opvoeding en verzorging van [minderjarige] op dit moment niet dragen. [minderjarige] heeft langdurig in de gesloten jeugdhulp verbleven, maar deze ingrijpende vorm van jeugdhulp mag alleen ingezet worden, als er geen andere – minder ingrijpende – vorm van jeugdhulp mogelijk en beschikbaar is. Gesloten jeugdhulp is bovendien niet bedoeld voor een verblijf voor de lange termijn. [minderjarige] heeft tijdens zijn verblijf bij [hulpverlening] laten zien dat hij verantwoordelijk was voor zijn gedrag. Hij is nu vijftien jaar oud en moet de kans en de gelegenheid krijgen om zich verder te ontwikkelen en om te leren omgaan met het leven op een open groep en de bijbehorende vrijheid. De overstap naar de open groep verloopt vooralsnog niet geheel zorgeloos. [minderjarige] is overdag veel weg van de groep. Net als de GI heeft de kinderrechter de hoop en de verwachting dat [minderjarige] meer begeleidbaar zal zijn als hem een dagbesteding geboden wordt, en dat hij kan profiteren van de behandeling van zijn trauma’s. Het is aan [minderjarige] om te laten zien dat hij zijn motivatie kan herpakken en om de plaatsing te laten slagen.
5.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 23 juli 2025 tot 24 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van Joosen als griffier, en op schrift gesteld op 30 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.