In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de zorgen van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming (Raad) over de ontwikkeling van de minderjarige serieus genomen. De Raad verzocht om ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing, omdat de minderjarige niet naar school gaat, geen zinvolle dagbesteding heeft en zich in een kwetsbare situatie bevindt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat vrijwillige hulpverlening niet voldoende is. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld tot haar achttiende verjaardag, maar heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat er nog een kans moet worden gegeven om met hulpverlening verder te gaan zonder uithuisplaatsing. De kinderrechter benadrukt dat dit een laatste kans is voor zowel de minderjarige als de moeder om zich aan de veiligheidsafspraken te houden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.