ECLI:NL:RBZWB:2025:5633
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Ergec, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 15 juli 2024, waarin zijn mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld. Eiser, die als heftruckchauffeur werkte, is sinds mei 2020 arbeidsongeschikt door een hernia. Hij ontving aanvankelijk een Ziektewet-uitkering en vroeg in februari 2022 een WIA-uitkering aan. Het UWV kende hem een WIA-uitkering toe met een arbeidsongeschiktheid van 43,27% en wijzigde dit later naar 45 tot 55% na bezwaar van eiser. Eiser betwistte de medische beoordeling van het UWV en stelde dat zijn beperkingen onvoldoende waren erkend.
De rechtbank heeft de zaak op 11 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) de beperkingen van eiser adequaat weergaf. Eiser had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de rechtbank zou doen twijfelen aan de belastbaarheid die het UWV had vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 45,49% had vastgesteld. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.