ECLI:NL:RBZWB:2025:5633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
24/6448
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Ergec, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 15 juli 2024, waarin zijn mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld. Eiser, die als heftruckchauffeur werkte, is sinds mei 2020 arbeidsongeschikt door een hernia. Hij ontving aanvankelijk een Ziektewet-uitkering en vroeg in februari 2022 een WIA-uitkering aan. Het UWV kende hem een WIA-uitkering toe met een arbeidsongeschiktheid van 43,27% en wijzigde dit later naar 45 tot 55% na bezwaar van eiser. Eiser betwistte de medische beoordeling van het UWV en stelde dat zijn beperkingen onvoldoende waren erkend.

De rechtbank heeft de zaak op 11 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) de beperkingen van eiser adequaat weergaf. Eiser had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de rechtbank zou doen twijfelen aan de belastbaarheid die het UWV had vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 45,49% had vastgesteld. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6448 WIA

uitspraak van 14 augustus 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 juli 2024 (bestreden besluit).
1.1.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk, en mr. H.J.J. Verhoeven als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als heftruckchauffeur. Voor dat werk is hij in mei 2020 uitgevallen vanwege klachten van een langer bestaande hernia. Aan eiser is met ingang van 2 oktober 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
2.1.
Eiser heeft op 3 februari 2022 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Bij besluit van 16 augustus 2022 is aan eiser vanaf 5 mei 2022 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 43,27% toegekend.
2.2.
Met een besluit van 29 juni 2023 (primaire besluit) heeft het UWV aan eiser per 20 september 2023 een vervolguitkering toegekend. Daarbij is uitgegaan van een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Het UWV heeft besloten de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser te wijzigen naar 45 tot 55%.
3. Over eiser is achtereenvolgens gerapporteerd door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
3.1
De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, informatie opgevraagd bij de behandelend sector (huisarts), en eiser onderzocht tijdens het spreekuur van 20 oktober 2023. De verzekeringsarts is van mening dat eiser blijvend arbeidsongeschikt is voor de maatmanfunctie. Licht fysiek en relatief stressarm werk is wel haalbaar, maar zonder veel deadlines, hoog werktempo en langdurige emotionele belasting/ conflicthantering. De fysieke beperkingen lijken ten opzichte van de EWT beoordeling in 2022 niet verslechterd te zijn. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 december 2023.
3.2
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en medische informatie van de behandelend sector (huisarts) opgevraagd. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b eiser gesproken tijdens de hoorzitting van 21 mei 2024. Naar aanleiding daarvan concludeert de verzekeringsarts b&b dat de belastbaarheid van eisers rug grotendeels adequaat is beschreven. De primaire verzekeringsarts heeft rekening gehouden met de psychische problematiek. Hij is namelijk uitgegaan van een milde aanpassingsstoornis. Er zijn geen aanwijzingen voor ernstigere psychiatrische problematiek. In de brieven van de huisarts worden geen ernstigere psychiatrische diagnoses gesteld. Uit het dossier wordt wel duidelijk dat sprake is van sociale problematiek. Dit is echter geen ziekte of gebrek en kan daarom niet worden vertaald naar een verminderde belastbaarheid. Op basis van de geobjectiveerde medische gegevens bestaat er geen aanleiding om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen op het gebied van persoonlijk of sociaal functioneren. Uit het dagverhaal blijkt niet dat eiser een verhoogde recuperatiebehoefte heeft. Ook geeft de aard van de aandoeningen geen aanleiding om een verminderde energetische belastbaarheid aan te nemen. Als de belasting in arbeid voldoet aan de beschreven belastbaarheid, bestaat er geen medische reden om op voorhand overbelasting aan te nemen bij een fulltime dienstverband. Eiser volgt ten tijde van de datum in geding geen intensieve behandeling, waardoor er geen sprake is van een verminderde beschikbaarheid voor arbeid. Verder acht de verzekeringsarts b&b dat, in tegenstelling tot de primaire verzekeringsarts, met name voor de psychische problematiek nog verbetering mag worden verwacht. Eiser is namelijk pas recent verwezen voor behandeling binnen de GGZ. Met betrekking tot de rugklachten is verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten. Tot slot worden nog enkele toelichtingen gegeven in de FML, naar aanleiding van de vragen van de arbeidsdeskundige b&b. De verzekeringsarts b&b heeft de FML op 3 juli 2024 aangepast.
4. Eiser heeft in beroep tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat niet in voldoende mate rekening is gehouden met zijn lichamelijke en psychische problematiek. De FML geeft de beperkingen van eiser onvoldoende weer. Hij moet beperkt worden geacht wat betreft het vasthouden van de aandacht, het verdelen van de aandacht en herinneren. Daarnaast is eiser zwaarder beperkt wat betreft zitten en is ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. Eiser verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen.
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de rugklachten en de psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd op grond waarvan de rechtbank aanleiding ziet om te twijfelen aan de belastbaarheid die het UWV heeft aangenomen. Niet gebleken is dat in de FML van 3 juli 2024 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
6. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen producten) (SBC-code 111180), algemeen productiemedewerker (SBC-code 111071) en textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (SBC-code 111160).
6.1.
Eiser heeft ter zitting zijn grief dat de geduide functies qua opleidingsniveau niet passend zijn, laten vallen. De eerst ter zitting ingenomen stelling dat de functie algemeen productiemedewerker (Sbc-code 111071) niet passend is vanwege overschrijding ten aanzien van het aspect reiken moet als tardief en in strijd met de beginselen van goede procesorde worden aangemerkt. De arbeidsdeskundige b&b is niet in de gelegenheid geweest op deze grond te reageren. Daarom zal deze grond niet inhoudelijk worden besproken.
6.2.
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,49%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 10 september 2023 heeft vastgesteld op 45,49%. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed. Er is geen grond voor toekenning van schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H.
Meulensteen, griffier, op 14 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.