Op 29 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze maatregelen, omdat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen zijn vastgesteld. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen en de grootouders verloopt problematisch. De kinderrechter heeft vastgesteld dat vrijwillige hulpverlening niet voldoende is om de situatie te verbeteren. De minderjarigen wonen momenteel bij hun grootouders, die ook als pleegouders fungeren. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de regie van de gecertificeerde instelling (GI) noodzakelijk is om de communicatie tussen de betrokken partijen te verbeteren en om te onderzoeken wat de minderjarigen nodig hebben voor een onbelast contact met hun ouders.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar opgelegd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, zodat de minderjarigen bij hun grootouders kunnen blijven wonen. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad, de ouders en de grootouders gedeeld over de situatie van de moeder, die worstelt met verslavingsproblematiek en de invloed van haar partner, die veroordeeld is voor mishandeling. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen direct van kracht zijn, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 juli 2025.