ECLI:NL:RBZWB:2025:5636

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/438046 JE RK 25-1363; C/02/438304 JE RK 25-1412
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 29 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 5 augustus 2025 tot 3 oktober 2025. De beslissing is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die ernstige gedragsproblemen vertoont, zowel thuis als op school. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende professionele hulp beschikbaar is voor de moeder om met het gedrag van [minderjarige] om te gaan, en dat een terugplaatsing op dit moment niet verantwoord is. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een tussentijds toetsingsmoment moet komen om te beoordelen of er een passend behandeltraject voor [minderjarige] kan worden gevonden. De moeder heeft erkend dat er op het moment van het spoedverzoek zorgelijk gedrag was, maar vraagt om het reguliere verzoek af te wijzen, in de hoop dat [minderjarige] met de juiste hulp weer bij haar kan terugkeren. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft de betrokken partijen aangespoord om samen te werken aan een oplossing voor [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/438046 / JE RK 25-1363 en C/02/438304 JE RK 25-1412
Datum uitspraak: 29 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A. Goedkoop te Breda.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader], hierna te noemen de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 juli 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigsters van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft met de aanwezigen besproken dat, gelet op het tijdstip waarop het reguliere verzoek is ingediend, dit op een later moment behandeld zou kunnen worden. De advocaat van de moeder heeft er mee ingestemd dat ook het op 28 juli 2025 ingediende reguliere verzoek gelijktijdig behandeld kan worden op deze zitting van 29 juli 2025.

2.De feiten

2.1.
De ondertoezichtstelling van [minderjarige] werd bij beschikking van 20 december 2024 verlengd tot 22 december 2025.
2.2.
Bij beschikking van 21 juli 2025 is de GI gemachtigd om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpvaanbieder, te weten op de [crisisgroep] , voor de duur van twee weken, met ingang van 22 juli 2025 tot 5 augustus 2025.

3.De verzoeken

C/02/438046 / JE RK 25-1363
3.1.
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, op de [crisisgroep] , voor de duur van twee weken. De GI heeft verzocht hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.
C/02/438304 JE RK 25-1412
3.2.
De GI verzoekt daarnaast om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
De GI baseert de verzoeken op het volgende.
Het spoedverzoek C/02/438046 / JE RK 25-1363:
[minderjarige] is zelfbepalend, accepteert geen gezag en trekt zijn eigen plan, hij is op geen enkele manier aan te spreken of aan te sturen. Hij is verbaal agressief, fysiek agressief door het gooien van spullen, het afbreken van zijn kamer en stenen gooien naar de ramen. Hij heeft in een situatie met zijn broer een mes gepakt, hij pakt tentstokken waar hij mee rondzwaait, hij loopt weg, klimt op het dak van de schuur en laat zich door niemand hier vanaf praten, hij bepaalt zelf wanneer hij hier vanaf komt. De situatie is voor de moeder niet langer houdbaar. Zij ervaart ernstige overbelasting, doordat [minderjarige] haar claimt. Zij handelt vanuit onmacht en de zorgen om haar andere kinderen.
Het reguliere verzoek C/02/438046 / JE RK 25-1363:
De kern van de zorgen [minderjarige] ligt in de hechtingsproblematiek tussen hem en zijn moeder. Er is sprake van een onveilige hechting, die mede voortkomt uit trauma's uit het verleden. Deze hechtingsproblematiek houdt direct verband met het gedrag dat [minderjarige] laat zien, met name de escalaties in de thuissituatie. Wanneer [minderjarige] zich afgewezen voelt, reageert hij met boosheid en afwijzend gedrag. De huidige uithuisplaatsing wordt op dit moment door de GI als passend en noodzakelijk gezien. Er is nog onvoldoende gewerkt aan de onderliggende patronen tussen de moeder en [minderjarige] . Een te snelle terugplaatsing verhoogt het risico op hernieuwde escalaties en schade voor [minderjarige] . Een stapsgewijze opbouw, mogelijk in de vorm van een deeltijdplaatsing, afhankelijk van de mogelijkheden en het oordeel van de betrokken hulpverleningsorganisatie (zoals [hulpverlening] ) dient onderzocht te worden. Dit biedt de kans om onder begeleiding de interactie tussen moeder en kind opnieuw vorm te geven. Door nu zorgvuldig te handelen kan een keten van overplaatsingen en (herhaalde) crisiszorg worden doorbroken. Het is essentieel om stabiliteit te creëren voor [minderjarige] om verdere schade te voorkomen. De komende periode moet benut worden om samen met betrokken partijen te onderzoeken welke vorm van hulpverlening en setting het meest passend is om de doelen te bereiken, herstel van de relatie met moeder en verbetering van het gedrag van [minderjarige] . Alleen met voldoende tijd, ondersteuning en passende interventies kan een terugplaatsing slagen en wordt verdere schade aan de ontwikkeling van [minderjarige] voorkomen. Volgens de GI laat [minderjarige] het gedrag ook op de crisisplaats zien. Hij is verbaal en fysiek agressief. Ook is hij moeilijk aan te sturen. Een Zorg Afstemmings Gesprek ( ZAG)-overleg heeft in de ochtend voor de zitting plaatsgevonden. Het is lastig gebleken om te bepalen welke vorm van hulp en verblijf geschikt is voor [minderjarige] . De GI heeft de casus neergelegd bij Crossroads om mee te denken over de geschikte vervolgstap voor [minderjarige] . De GI had de intentie om Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG) in te zeten in de thuissituatie, maar voorziet dat dat niet voldoende zal zijn. De GI heeft ook gekeken naar de inzet van AMO (Zorgeloze Actieve Zorg) voor ondersteuning en opvang overdag en na school, maar daar is [minderjarige] afgewezen in verband met zijn agressie. Op school lukt het ook niet om [minderjarige] te handhaven. Volgens de GI heeft [minderjarige] behandeling nodig voor zijn kindeigenproblematiek en voor zijn trauma’s uit het verleden. De GI overweegt een plaatsing van [minderjarige] en de moeder, zodat zij handvaten kan krijgen hoe zij thuis met het gedrag van [minderjarige] om moet gaan. De GI zal [minderjarige] ook aanmelden bij het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE), wat een landelijk overkoepelend orgaan is voor ingewikkelde casussen. [minderjarige] kan ook vanuit [crisisgroep] naar [speciaal onderwijs] . De GI zal in de komende periode ook bezien of er een ruime regeling voor contact tussen de moeder en [minderjarige] geregeld kan worden.
4.2.
De moeder erkent dat [minderjarige] ten tijde van het spoedverzoek zorgelijk gedrag liet zien, waardoor een uithuisplaatsing op dat moment noodzakelijk was. Zij vraagt echter wel om het reguliere verzoek af te wijzen. Volgens de moeder kan [minderjarige] weer bij haar terugkeren, als er een vorm van professionele hulpverlening in haar gezin kan worden ingezet. De moeder denkt hierbij aan het inzetten van IAG. Het gedrag dat [minderjarige] op de crisisplaats laat zien, is heftiger dan het gedrag dat hij thuis vertoonde. [minderjarige] is volgens de moeder nu meer agressief, dan dat hij thuis was. De moeder probeert voor [minderjarige] een plaats te regelen op de school bij [speciaal onderwijs] . Zij heeft hier goede ervaringen opgedaan met een van haar andere kinderen. Subsidiair vraagt de moeder aanhouding van het verzoek, in afwachting van de uitkomsten van verder overleg.

5.De beoordeling

5.1.
In artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald, dat de kinderrechter de GI op haar verzoek kan machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, als het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
In artikel 1:265c, tweede lid, BW is bepaald dat de kinderrechter op verzoek van de GI de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige telkens met ten hoogste een jaar kan verlengen.
C/02/438046 / JE RK 25-1363
5.2.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de situatie zoals deze op 21 juli 2025 ontstaan is, voldoende reden gaf om [minderjarige] op dat moment met spoed uit huis te plaatsen. [minderjarige] is derhalve op dat moment terecht op een crisisopvang geplaatst met een machtiging van de kinderrechter.
De beslissing van de kinderrechter in voormelde beschikking van 21 juli 2025 is derhalve op juiste gronden genomen.
C/02/438304 JE RK 25-1412
5.3.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. De kinderrechter overweegt hierbij dat [minderjarige] in de thuissituatie maar ook op de crisisplek forse gedragsproblemen laat zien. [minderjarige] is ook op school niet meer te handhaven. Volgens de moeder kan [minderjarige] nu weer bij haar terugkeren, als daarbij de juiste hulp wordt ingezet. De kinderrechter deelt die mening van de moeder vooralsnog niet. De uithuisplaatsing van [minderjarige] is nog maar zo kort in duur geweest, dat niet verwacht kan worden dat de moeder nu wel met zijn gedrag om kan gaan. Er is bovendien niet onmiddellijk professionele hulp beschikbaar om de moeder in de opvoeding en verzorging van [minderjarige] te ondersteunen. Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat de komende periode goed onderzocht moet worden, welke vorm van hulpverlening geschikt is voor [minderjarige] . Wel ziet de kinderrechter aanleiding om een tussentijds toetsingsmoment te creëren, zodat op dat moment beoordeeld kan worden of er een passend behandeltraject gevonden is en of [minderjarige] met de juiste ondersteuning weer bij de moeder kan terugkeren. De kinderrechter gaat er van uit dat de moeder met de GI gaat zorgdragen voor de inschrijving van [minderjarige] bij [speciaal onderwijs] , zodat hij weer naar school kan gaan. De kinderrechter verwacht van de GI bovendien, dat er steeds ook gekeken wordt naar de mogelijkheden voor een ruime contactregeling tussen [minderjarige] en de moeder.
5.4.
De kinderrechter gaat er van uit dat mr. Goedkoop als advocaat van de moeder betrokken blijft. Mocht in de tussentijd blijken dat er een oplossing komt voor [minderjarige] , waar iedereen zich in kan vinden, dan gaat de kinderrechter er van uit dat hij daarover wordt geïnformeerd, waarna hij het resterende deel van het verzoek eventueel op basis van de stukken af kan doen.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 5 augustus 2025 tot 3 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6.3.
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur], bij de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in de persoon van mr. Van Leuven, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10, 4815 GW;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder en haar advocaat;
6.5.
bepaalt dat de vader als informant zal worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
6.6.
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van Joosen als griffier, en op schrift gesteld op 4 augustus 2025
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.