ECLI:NL:RBZWB:2025:5644

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
11510529 CV 25-458
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • mr. Van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake betaling van openstaande facturen en incassokosten

In deze verzetzaak heeft [eiser] B.V. tijdig verzet aangetekend tegen een verstekvonnis waarin zij was veroordeeld tot betaling van twee facturen, buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke (handels)rente en proceskosten. De kantonrechter heeft het verstekvonnis bekrachtigd, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten. De procedure omvatte een verstekvonnis van 27 november 2024, een verzetdagvaarding van 19 december 2024, en verschillende conclusies van antwoord en repliek. De feiten tonen aan dat [gedaagde] B.V. werkzaamheden heeft verricht voor [eiser] in België, en dat er een zakelijke relatie tussen de partijen bestond. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] de openstaande facturen moest voldoen, ondanks de betwisting van de vordering door [eiser]. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten beoordeeld en de buitengerechtelijke incassokosten verlaagd van €740 naar €40. De kantonrechter heeft het verstekvonnis voor het overige bekrachtigd en [eiser] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] B.V. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11510529 \ CV EXPL 25-458
Vonnis in verzet van 20 augustus 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij in verzet,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde] B.V.,
gemachtigde: mr. C.C.C.A.M. Kuijken.

1.De zaak in het kort

[eiser] komt tijdig in verzet tegen een verstekvonnis waarin [eiser] is veroordeeld tot betaling van een tweetal facturen, buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke (handels)rente en proceskosten. De kantonrechter bekrachtigt het verstekvonnis, behalve voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter licht dit hieronder toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van de kantonrechter te Tilburg van 27 november 2024 met zaaknummer 11401699 CV EXPL 24-5735, met de daarin genoemde stukken;
- de verzetdagvaarding van 19 december 2024;
- de conclusie van antwoord in oppositie/verzet van 5 februari 2025;
- de conclusie van repliek in verzet van 2 april 2025;
- de akte uitlaten producties van conclusie van repliek in verzet van 23 april 2025.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] B.V. is gespecialiseerd in het aanbrengen van kunststof vloer- en wandsystemen. [holding 1] B.V. is enig aandeelhouder en zelfstandig bestuurder van
[gedaagde] B.V. De heer [naam 1] is enig aandeelhouder en zelfstandig bestuurder van [gedaagde] B.V.
3.2.
Tot 16 december 2022 voerde [naam 1] een eenmanszaak met (o.a.) de handelsnaam [gedaagde] . Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de eenmanszaak [gedaagde] per 16 december 2022 is uitgeschreven uit het handelsregister. De onderneming is per 16 februari 2022 voortgezet door [gedaagde] B.V.
3.3.
[eiser] is een onderneming voor o.a. algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. [holding 2] B.V. is enig aandeelhouder en zelfstandig bestuurder van [eiser] B.V. De heer [naam 2] is enig aandeelhouder en zelfstandig bestuurder van [eiser] .
3.4.
De heer [gedaagde] en de heer [eiser] zijn neven van elkaar.
3.5.
In de periode 14 augustus 2022 tot en met 7 september 2022 zijn in opdracht van [eiser] werkzaamheden verricht ten behoeve van een gietvloer in een woning aan [adres] in [plaats 3] (België).
3.6.
Op 23 oktober 2024 heeft [gedaagde] B.V. [eiser] gedagvaard. Zij heeft gevorderd om [eiser] te veroordelen om aan [gedaagde]
B.V. een bedrag van € 7.334,12 vermeerderd met rente en kosten te betalen. Bij verstekvonnis van 2 november 2024 met zaaknummer 11401699 CV EXPL 24-5735 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen. Ook is [eiser] veroordeeld om de proceskosten te betalen. De veroordelingen in het verstekvonnis zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] is het niet eens met het verstekvonnis en komt daartegen in verzet. [eiser] vordert vernietiging van het verstekvonnis en afwijzing van de (oorspronkelijke) vorderingen van [gedaagde] B.V., met veroordeling van [gedaagde] B.V. in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] B.V. voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in haar vorderingen in verzet dan wel tot afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van [eiser] B.V. in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ontvankelijkheid verzet
5.1.
[gedaagde] B.V. voert aan dat het verzetexploot dat door [eiser] is uitgebracht niet voldoet aan de artikelen 146 en 147 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna Rv) omdat door [eiser] geen middelen naar voren zijn gebracht. De kantonrechter volgt dit standpunt van [gedaagde] B.V. niet. Door [eiser] zijn in het verzetexploot – weliswaar erg summier- zowel de (aard, hoogte en grondslag van de) vordering in hoofdsom als de buitengerechtelijke kosten en de nakosten betwist. Daarmee is voldaan aan de vereisten van 146 en 147 Rv.
5.2.
Verder is niet gebleken dat [eiser] te laat in verzet is gekomen, zodat de kantonrechter haar ontvankelijk acht in het verzet.
[eiser] moet de openstaande facturen betalen
5.3.
[gedaagde] B.V. vordert betaling van een bedrag van € 7.334,12 ter zake de openstaande facturen, vermeerderd met wettelijke (handels)rente en de buitengerechtelijke kosten.
5.4.
[eiser] betwist dat zij het gevorderde bedrag dient te voldoen aan [gedaagde] B.V. [eiser] betwist - zonder onderbouwing en in algemene bewoordingen - de aard, opbouw en grondslag van de vordering. Zij merkt daarbij op dat zij nooit facturen, aanmaningen of brieven heeft ontvangen van [gedaagde] B.V.
5.5.
In de conclusie van repliek in verzet wordt door [eiser] expliciet betoogd dat zij geen zaken heeft gedaan met [gedaagde] B.V., maar dat zij zaken heeft gedaan met [naam 1] (h.o.d.n. [gedaagde] ). De kantonrechter begrijpt deze passage als een nadere toelichting op het eerder ingenomen standpunt van [eiser] dat zij [gedaagde] B.V. niets verschuldigd is.
5.6.
[gedaagde] B.V. heeft op dit standpunt gereageerd door erop te wijzen dat de eenmanszaak h.o.d.n. [gedaagde] per 16 december 2022 is voortgezet door de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. Zij verwijst daarbij naar het uittreksel van de Kamer van Koophandel van de eenmanszaak waarop dit vermeld staat.
5.7.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] de openstaande facturen moet voldoen aan [gedaagde] B.V. De heer [gedaagde] en de heer [eiser] zijn weliswaar neven van elkaar, maar zij hebben in deze kwestie niet als neven (lees privé personen) met elkaar gesproken. [eiser] schrijft immers zelf in zijn processtukken dat partijen zaken met elkaar hebben gedaan. Dat duidt erop dat afspraken zijn gemaakt met een zakelijk karakter.
5.8.
Uit het feit dat direct na het maken van afspraken door [gedaagde] een factuur is opgemaakt, en later na de uitvoering van een werkzaamheden een tweede factuur is opgemaakt, blijkt eveneens dat sprake was van een zakelijke overeenkomst.
5.9.
Uit het KvK-uittreksel van de eenmanszaak -dat door [eiser] zelf is overgelegd- blijkt dat de eenmanszaak per 16 december 2022 is uitgeschreven uit de Kamer van Koophandel en is voortgezet door de besloten vennootschap [gedaagde] B.V., die overigens (mede) handelt onder de naam [gedaagde] . Voor [eiser] moet dan ook duidelijk zijn dat zij geen zaken heeft gedaan met de eenmanszaak van [naam 1] . Door [eiser] worden verder geen feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan kan worden aangenomen dat zaken is gedaan met de privé persoon [naam 1] .
5.10.
Dat [eiser] mogelijk in de veronderstelling heeft verkeerd dat hij zaken deed met een eenmanszaak, maakt het bovenstaande niet anders.
5.11.
[eiser] heeft nog betoogd dat zij nooit facturen, aanmaningen en brieven heeft ontvangen van [gedaagde] . De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij aangezien door de gemachtigde van [eiser] in zijn brief van 21 oktober 2023 aan de gemachtigde van [gedaagde] B.V. wordt bevestigd dat op of omstreeks 5 juni 2023 een factuur aan [eiser] is gestuurd. [eiser] heeft de helft van deze factuur ook voldaan. Uit genoemde brief kan verder worden afgeleid dat [eiser] op de hoogte was van de factuur van 17 september 2023 aangezien het op deze factuur vermelde factuurbedrag in deze brief expliciet wordt genoemd.
5.12.
De kantonrechter oordeelt, gezien het bovenstaande, dat [eiser] de openstaande facturen dient te voldoen aan [gedaagde] B.V. Het verstekvonnis zal op onderdeel dan ook worden bekrachtigd.
[eiser] moet de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten (voor een beperkt bedrag) betalen
5.11.
Nu de gevorderde hoofdsom verschuldigd is, dienen ook de vorderingen ten aanzien van de wettelijke (handels)rente en buitengerechtelijke kosten te worden beoordeeld.
5.12.
[gedaagde] B.V. vordert betaling van de wettelijke handelsrente, dan wel de wettelijke rente, per 23 juni 2023 over de factuur van 8 juni 2023 en vanaf 2 oktober 2023 over de factuur van 17 september 2023.
5.13.
Nu door [eiser] niet wordt betwist dat sprake is van een handelsovereenkomst en dat wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf 14 dagen na de factuurdata, zal de kantonrechter het verstekvonnis op dit onderdeel bekrachtigen.
5.14.
[gedaagde] B.V. vordert verder nog een bedrag van € 740,00 voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] betwist dat zij deze kosten verschuldigd is. Enerzijds voert zij aan dat er geen zogenaamde veertiendagenbrief is gestuurd. Anderzijds voert zij aan dat buitengerechtelijke kosten alleen kunnen worden toegewezen als deze ook echt zijn gemaakt.
5.15.
Nu sprake is van een zakelijke relatie tussen partijen is de verzending van een zogenaamde veertiendagenbrief geen voorwaarde voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Maar, nu door [gedaagde] B.V. niet gesteld is dat en welke buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, is [eiser] in beginsel geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. In dit geval is echter sprake van een handelsovereenkomst die op of na 16 maart 2013 is gesloten, waarbij de wettelijke betalingstermijn van artikel 6:119a BW is verstreken, zodat een bedrag van € 40,- ingevolge het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW toewijsbaar is, ook als geen incassowerkzaamheden zouden zijn verricht.
5.16.
Het verstekvonnis zal op dit onderdeel worden vernietigd en de kantonrechter zal een bedrag van € 40,00 toekennen in plaats van het gevorderde (en in verstek toegekende) bedrag van € 740,00.
De nakosten zijn terecht toegewezen in het verstekvonnis
5.17.
[eiser] meent dat nakosten niet voor toewijzing in aanmerking komen omdat niet duidelijk is of ze worden gemaakt en tot welk bedrag. Zij verwijst daarbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van 19 maart 2010, ECLI:HR:2010:BL1116.
5.18.
Volgens vaste, meer recente rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Deze rechtspraak moet aldus worden begrepen dat een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover omvat, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan de in voorkomend geval noodzakelijke betekening van de uitspraak, pas verschuldigd is vanaf veertien dagen na die betekening. Dat de nakosten in verstekvonnis zijn toegewezen is dus in lijn met de jurisprudentie en het verstekvonnis zal op onderdeel dan ook worden bekrachtigd.
Conclusie en proceskosten
5.19.
Het verstekvonnis wordt op grond van het vorenstaande vernietigd, voor zover daarin is beslist dat [eiser] aan [gedaagde] B.V. een bedrag van
€ 740,00 aan buitengerechtelijke incassokosten moet voldoen. In plaats daarvan zal [eiser] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 40,00 voor buitengerechtelijke incassokosten. Voor wat betreft de betaling van de hoofdsom, de wettelijke rente en de proceskostenveroordeling wordt het verstekvonnis bekrachtigd.
5.20.
[eiser] is (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van het verzet betalen. De proceskosten van [gedaagde] B.V. worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 339,00 (1 punt x tarief € 339,00)
- nakosten
€ 135,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 474,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
vernietigt het verstekvonnis van de kantonrechter 27 november 2024 met zaak/ rolnummer 11401699 CV EXPL 24-5735 voor zover [eiser] daarbij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 740,00 voor buitengerechtelijke incassokosten,
en opnieuw beslissend
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] B.V. te betalen een bedrag van € 40,00 voor buitengerechtelijke incassokosten,
6.2.
bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige,
6.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] B.V. in de verzetprocedure van € 474,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Broek en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.

Voetnoten

1.Zie o.a. HR 10 juni 2022, ECLI:HR:2022:853