ECLI:NL:RBZWB:2025:565

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
430647 JE RK 25-52
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot herroeping van een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 17 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling (GI), om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin. Het verzoek was gedaan omdat er een misverstand was ontstaan over de noodzaak van de spoedmachtiging, aangezien er al een eerdere machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de spoedmachtiging van 12 januari 2025 niet meer nodig was, omdat de machtiging tot uithuisplaatsing al was afgegeven tot 27 april 2025. De kinderrechter heeft daarom de spoedbeslissing van 12 januari 2025 herroepen en het resterende deel van het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 31 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/430647 / JE RK 25-52
Datum uitspraak: 17 januari 2025
(Nadere) beschikking van de kinderrechter over een (spoed)uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Etten-Leur,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg,
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 12 januari 2025 en alle daarin vermelde stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] ;
  • de advocaat van de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- de pleegvader.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zijn niet verschenen:
  • de moeder;
  • de vader.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 27 april 2012 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel
is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 27 april 2025.
2.3.
Bij beschikking van 27 juni 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige]
in een netwerkpleeggezin, te weten de grootouders (moederszijde), verleend met
ingang van 27 juni 2022 en tot 1 november 2022. Deze maatregel is daarna steeds verlengd,
voor het laatst bij beschikking van 8 april 2024 met ingang van 27 april 2024 en tot 27 april 2025.
2.4.
Bij beschikking van 21 april 2023 is in de zaak bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/401882 / FA RK 22-4361 het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd. De vader is sindsdien van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
2.5.
Bij beschikking van 31 december 2024 heeft de kinderrechter toestemming verleend tot het wijzigen van het verblijf van [minderjarige] en is er aldus een machtiging tot
uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 31 december 2024 tot 14 januari 2025 verleend. Het overige deel van het verzoek is aangehouden.
2.6.
Bij beschikking van 7 januari 2025 heeft de kinderrechter toestemming verleend tot het wijzigen van het verblijf van [minderjarige] en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 14 januari 2025 en tot 27 april 2025. Bij dezelfde beschikking is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de grootouders moederszijde, in aansluiting op de voornoemde machtiging verleend tot 27 april 2025.
2.7.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 januari 2025, zonder voorafgaand horen van de belanghebbende(n), een spoedmachtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleeggezin (grootouders waar [minderjarige] eerder verbleef) met ingang van 12 januari 2025 en tot 26 januari 2025, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.8.
[minderjarige] verblijft op grond van de laatstgenoemde machtiging in een netwerkpleeggezin, te weten bij grootouders moederszijde.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleeggezin voor de duur van vier weken, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbende(n). Tevens verzoekt de GI aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 27 april 2025, en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Aan de orde is de vraag of er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven voor herroeping van de beschikking van 12 januari 2025 met ingang van heden, alsmede het resterende deel van bovengenoemd verzoek van de GI, te weten het restant van het verzoek tot een spoedmachtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin, alsmede een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 27 april 2025.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] vertelt dat het goed gaat met haar. Ze is blij dat ze weer bij de pleegouders woont.
4.2.
De GI licht toe dat het gehele verzoek een misverstand is geweest en niet nodig was, omdat er al een machtiging tot uithuisplaatsing is afgegeven voor de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders. Dit is ook tijdens de mondelinge toelichting bij het spoedverzoek dat door de “crisisdienst” van de GI is gedaan, aangegeven. Op dat moment heeft de GI te horen gekregen dat het verzoek toch op schrift moet komen en dat er een mondelinge behandeling zal volgen.
4.3.
De advocaat verklaart namens de vader dat hij zich afvraagt waarom dit verzoek is gedaan, aangezien er al een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is afgegeven. De advocaat stelt dat dit verzoek daarom moet worden afgewezen.
4.4.
De pleegvader geeft aan dat hij blij is dat [minderjarige] weer bij hem woont. Het gaat beter met haar, aangezien ze weer wat eet en drinkt.

5.De beoordeling

5.1.
Bij beschikking van 12 januari 2025 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin (grootouders waar [minderjarige] eerder verbleef) verleend met ingang van 12 januari 2025 en tot 26 januari 2025, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbende(n). De belanghebbende(n) zijn tijdens de mondelinge behandeling op 17 januari 2025 in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
5.2.
De kinderrechter dient in beginsel te beoordelen of er nieuwe feiten dan wel omstandigheden naar voren zijn gekomen die maken dat de spoedbeslissing van 12 januari 2025 zou moeten worden herroepen. De kinderrechter stelt vast dat uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, volgt dat het voorgaande het geval is. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het verzoek van de GI niet meer nodig was, gelet op de beschikking van deze rechtbank van 7 januari 2025. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter immers al een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders verleend tot 27 april 2025. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om de spoedbeschikking van 12 januari 2025, voor zover het de machtiging uithuisplaatsing betreft, met directe ingang te herroepen. Ook wijst de kinderrechter, gelet op het voorgaande, het resterende deel van het verzoek tot de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders af.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
herroept
per hedende spoedbeslissing van 12 januari 2025 voor zover het betreft de beslissing om [minderjarige] tot 26 januari 2025 met een machtiging uithuisplaatsing in een pleeggezin (grootouders waar [minderjarige] eerder verbleef) te plaatsen;
6.2.
wijst het resterende deel van het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Boomaars, griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.