ECLI:NL:RBZWB:2025:5651

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/438263 / JE RK 25-1410
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 7 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de veiligheid en de leefomstandigheden van de kinderen. De kinderrechter heeft eerder een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar de ouders hebben sindsdien stappen ondernomen, zoals het opruimen van de woning en het starten van relatietherapie. De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat de GI (gecertificeerde instelling) deze nieuwe omstandigheden nog niet heeft onderzocht en dat er nog steeds zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarigen. De kinderrechter heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van één maand, tot 11 september 2025, en heeft de GI opgedragen om de situatie van de woning en de ouders verder te onderzoeken. De ouders hebben verzet aangetekend tegen de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelt dat er op dit moment onvoldoende draagkracht is om de veiligheid van de minderjarigen te waarborgen. De zaak zal opnieuw worden beoordeeld in een nadere mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/438263 / JE RK 25-1410
Datum uitspraak: 7 augustus 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: (GI),
over de minderjarigen:
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2008 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2010 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
beiden wonende in [woonplaats] .
Advocaat voor beiden: mr. Z. Yeral te Roosendaal.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 28 juli 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • het verweerschrift van de ouders, ingekomen bij de griffie op 4 augustus 2025;
  • de brieven van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , ingekomen bij de griffie op 5 augustus 2025.
1.2.
Op 7 augustus 2025 heeft de kinderrechter het verzoek behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de ouders, bijgestaan door mr. B.P.A. van Beers, als waarnemend advocaat voor mr. Yeral;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening over het verzoek kenbaar te maken. Zij hebben de kinderrechter ieder een brief geschreven. De kinderrechter heeft de aanwezigen voorgehouden wat de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben geschreven en zij zijn in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren.
1.4.
Gelet op de nauwe samenhang tussen dit resterende verzoek en het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen (in de zaak met kenmerk C/02/437397 / JE RK 25-1225) zijn de verzoeken gelijktijdig behandeld. In beide zaken wordt bij aparte beschikking van heden beslist.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Zij worden hierna gezamenlijk aangeduid met: de minderjarigen.
2.2.
Bij beschikking van 29 augustus 2024 heeft de kinderrechter de minderjarigen onder toezicht van de GI gesteld van 29 augustus 2024 tot 29 augustus 2025.
2.3.
Bij de in deze zaak gegeven beschikking van 28 juli 2025 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, voor de duur van twee weken, zijnde tot 11 augustus 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.4.
Laatstelijk, bij beschikking van 7 augustus 2025 (in de zaak met kenmerk C/02/437397 / JE RK 25-1225) heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd voor de duur van een jaar, tot 29 augustus 2026. De ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 1] is daarbij verlengd tot haar meerderjarigheid, zijnde tot 29 april 2026.

3.Het (resterende) verzoek

Thans ligt het volgende verzoek nog ter beoordeling voor:
3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te verlenen voor de thans resterende duur van twee weken.
3.2.
Daarnaast verzoekt de GI, uitvoerbaar bij voorraad, om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, voor de periode zoals de ondertoezichtstelling is verlengd in de zaak met kenmerk C/02/437397 / JE RK 25-1225.

4.Het (nadere) standpunt van de GI

4.1.
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. Binnen het gezin bestaan er grote zorgen op meerdere vlakken, zoals de ruzies tussen de ouders, de veiligheid van de minderjarigen, de staat van de woning en de emotionele staat van de moeder. Daarnaast hebben de minderjarigen ieder hun eigen persoonlijke problematiek. De ondertoezichtstelling heeft geen verandering gebracht in de situatie.
4.2.
Recent zijn de zorgen in ernstige mate toegenomen en concreet geworden. Op 27 juli 2025 is een melding bij de politie binnengekomen vanwege huiselijk geweld in het gezin. De ouders hebben op dat moment ruzie voor de deur waarbij de moeder de vader
met een mes achterna zat en de vader de moeder geschopt zou hebben om zich te verdedigen. De minderjarigen waren hiervan getuige. Eerder die week is er binnen het gezin ook sprake van ruzie en heeft de moeder de vader achtervolgd met een autokrik. De GI is bang dat de ouders elkaar verwonden of iemand zo wanhopig is dat er suïcide wordt gepleegd. Dit risico moet worden voorkomen. Naast de concrete zorgen over de geweldsincidenten tussen de ouders zijn er ook zorgen over de angst en uitzichtloosheid die de minderjarigen op dit moment ervaren. [minderjarige 3] heeft in huis geen eigen slaapplaats. De woning ligt vol met onderdelen die door de vader voor zijn werk als kraanmachinist worden bewaard. Daarnaast ligt bijvoorbeeld de bovenwoning, waaronder de badkamer, bezaaid met onder meer kleding. Hierdoor lijkt de badkamer niet bruikbaar te zijn waarvoor het is bedoeld.
4.3.
De ernstige zorgen laten zien dat de ouders op dit moment structureel onvoldoende in staat zijn om de veiligheid van de minderjarigen te waarborgen, ondanks betrokkenheid van de GI en eerdere ingezette hulpverleningstrajecten.
4.4.
Hoewel de GI in het verweerschrift leest dat de ouders sinds de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing stappen hebben gezet, heeft de GI de nieuwe situatie nog niet gezien. Bovendien zijn de door ouders gezette stappen nog pril. Niet duidelijk is bijvoorbeeld of zij daadwerkelijk met relatietherapie gaan beginnen. Daarnaast moet ook worden bezien of de stappen die de ouders hebben gezet ook duurzaam en houdbaar zijn. Belangrijk is dat zij de nieuwe situatie kunnen voortzetten. Positief is dat de vader tijdelijk bij zijn eigen ouders is gaan verblijven. De GI is voornemens om volgende week bij de moeder op huisbezoek te gaan om de nieuwe situatie te bekijken.
4.5.
Op dit moment verblijven de minderjarigen bij elkaar in een accommodatie in [plaats] . Daar gaat het naar omstandigheden goed met hen. De groepsbegeleiding ziet dat de minderjarigen meer in contact komen en zij beginnen te landen. Wanneer de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, zal worden bekeken of de minderjarigen daar in de buurt naar school kunnen gaan. Ook dient in de komende periode te worden onderzocht of het een mogelijkheid is dat de minderjarigen bij de grootouders (moederzijde) kunnen worden geplaatst.

5.Het standpunt van de ouders

5.1.
Door en namens de ouders is, samengevat, aangevoerd dat zij zich verzetten tegen een machtiging tot uithuisplaatsing. De minderjarigen moeten zo spoedig mogelijk weer naar huis. De vader heeft de woning inmiddels verlaten en woont bij zijn ouders. De moeder heeft de woning opgeruimd. Daarnaast hebben de ouders vanuit hun intrinsieke motivatie besloten om in relatietherapie te gaan. Hiermee is de directe bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarigen komen te vervallen. De noodzakelijke voorwaarden voor een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing zijn daarmee niet meer aanwezig. De moeder heeft ervoor gezorgd dat de minderjarigen in een veilige en stabiele leefomgeving terug kunnen keren. Dat de GI nog niet naar de nieuwe situatie heeft gekeken, achten de ouders kwalijk. Dit had eerder moeten gebeuren. Het had op de weg van de GI gelegen om te checken of de stappen die de ouders hebben gezet, kunnen leiden tot een terugplaatsing van de minderjarigen. Daarbij speelt een rol dat de minderjarigen, wanneer de uithuisplaatsing in stand blijft, in een vreemde omgeving naar een andere school moeten. Dit is een hele opgave voor hen. Ook daarom is het van belang dat zij naar huis komen en na de zomervakantie vanuit thuis het nieuwe schooljaar kunnen starten.
5.2.
Desgevraagd verklaren de ouders nog het volgende. De moeder heeft de woning schoongemaakt, waarbij zij veel spullen heeft opgeruimd. Binnen, inclusief de kinderkamers, is het nu netjes. Ook de badkamer is als badkamer te gebruiken. De vader woont nu bij zijn eigen ouders en dat gaat goed. De ouders hopen dat de minderjarigen zo snel mogelijk naar huis komen. Een andere optie is dat zij worden geplaatst bij de grootouders van moederzijde.

6.De (nadere) beoordeling

Spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
6.1.
Bij voormelde beschikking van 28 juli 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen verleend tot 11 augustus 2025, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De GI en de ouders zijn thans door de kinderrechter gehoord. Uit de overgelegde stukken en hetgeen bij de mondelinge behandeling is besproken, zijn de kinderrechter geen nieuwe feiten en/of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een ander oordeel dan reeds is verwoord in de voornoemde beschikking.
Aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing
6.2.
Op grond van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
6.3.
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en er concrete zorgen zijn over hun veiligheid. In de afgelopen periode lijkt het geweld tussen de ouders geïntensiveerd te zijn. Politiebetrokkenheid is meermalen nodig geweest. Van het geweld tussen de ouders zijn de minderjarigen regelmatig getuige geweest. Er speelt al langdurig relatieproblematiek tussen de ouders. Het normenkader rondom geweld en blootstelling van de minderjarigen hieraan is hierdoor verstoord.
6.4.
Daarnaast is ook gezien dat de leefomgeving van het gezin ernstig vervuild en onhygiënisch is. Zo is uit de overgelegde foto’s gebleken dat de badkamer is bezaaid met spullen en daardoor niet te betreden, laat staan te gebruiken is. De gehele bovenverdieping is moeilijk te bereiken, omdat deze vol ligt met spullen en kleding. Door buurtbewoners wordt er regelmatig geklaagd over overlast.
6.5.
De kinderrechter overweegt dat er op dit moment geen draagkracht is bij zowel de minderjarigen als de ouders om verandering in de bestaande problematiek te brengen. Hierin speelt ook een rol dat de ouders de zorgen bagatelliseren en ontkennen, terwijl SDW heeft geconstateerd dat de opvoedsituatie onvoldoende veilig is.
6.6.
Naar het oordeel van de kinderrechter kunnen de ouders op dit moment onvoldoende verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid van de minderjarigen, ondanks de inzet van hulpverlening. Samen met de GI heeft de kinderrechter zorgen over de veiligheid van alle gezinsleden. Er is daarmee sprake van onmiddellijk ernstig gevaar voor de minderjarigen en dat rechtvaardigt een machtiging tot uithuisplaatsing.
Duur van de machtiging tot uithuisplaatsing en de verdere voortgang
6.7.
De ouders voeren in het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling aan dat er sprake is van nieuwe omstandigheden;
- de moeder zegt toe de woning te hebben opgeruimd en schoongemaakt;
- de vader is inmiddels verhuisd naar zijn eigen ouders en verblijft niet meer in de woning;
- de ouders gaan in relatietherapie.
6.8.
De kinderrechter heeft zich ervan vergewist dat de GI bovengenoemde omstandigheden niet heeft onderzocht. De GI is nog niet bij de moeder op huisbezoek geweest en heeft niet kunnen constateren dat de woning daadwerkelijk opgeruimd en schoon is en de vader daadwerkelijk is verhuisd. Daarmee is onduidelijk of de uithuisplaatsing van de minderjarigen noodzakelijk is voor de verzochte duur. Bovendien heeft de GI niet onderzocht of er minder ingrijpende mogelijkheden voorhanden zijn. In dit kader wordt door de ouders gewezen op de mogelijkheid om de minderjarigen bij de grootouders (moederzijde) te plaatsen. De minderjarigen kennen de grootouders goed en kunnen dan bovendien het nieuwe schooljaar vanuit een vertrouwde omgeving starten.
6.9.
De kinderrechter ziet, gelet op het voormelde, reden om de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot één maand, te weten tot 11 september 2025.
Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling van
[datum] 2025 te [uur], welke datum in onderling overleg met mr. Van Beers tot stand is gekomen.
6.10.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij hem
uiterlijk op 29 augustus 2025in een schriftelijk verslag, onder gelijktijdige verzending daarvan aan de advocaat van de ouders, informeert over de actuele stand van zaken ten aanzien van:
- de staat van de woning. Is de woning voldoende opgeruimd, schoon en leefbaar voor een terugplaatsing van de minderjarigen? Zo nee, waarom niet?;
- indien de minderjarigen niet naar huis kunnen; is er een mogelijkheid om de minderjarigen bij de grootouders (moederzijde) te plaatsen? Zo nee, waarom niet, en onder welke voorwaarden is dit wel mogelijk?;
- de ingezette hulpverlening; zijn de ouders met relatietherapie gestart?
- het contact tussen de minderjarigen en de ouders;
- hoe duurzaam zijn volgens de GI de door de ouders genoemde nieuwe ontwikkelingen?;
- andere belangrijke ontwikkelingen in deze zaak;
- het standpunt over het resterende deel van het verzoek.
6.11.
De kinderrechter acht het voorts met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarigen noodzakelijk dat het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) wordt ingewonnen en zal daartoe bepalen dat de Raad zal worden opgeroepen voor de nadere mondelinge behandeling. De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen niet opnieuw worden uitgenodigd voor een kindgesprek.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.12.
De kinderrechter zal de toewijzende beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen beroep wordt ingesteld.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijst het resterende deel van het spoedverzoek af;
7.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 11 augustus 2025 tot 11 september 2025;
7.3.
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
houdt iedere verdere beslissing op het resterende deel van het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing aan tot de nadere mondelinge behandeling met gesloten deuren van
[datum] 2025 te [uur], bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (mr. Toekoen), in het gerechtsgebouw gelegen aan de Stationslaan 10, 4815 GW te Breda, in afwachting van het schriftelijk verslag van de GI zoals weergegeven in rechtsoverweging 6.10;
7.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de ouders, hun advocaat en de GI;
7.6.
gelast de griffier om de Raad bij separate brief voor de mondelinge behandeling op te roepen;
7.7.
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 augustus 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.