ECLI:NL:RBZWB:2025:5653

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/437553 KG ZA 25-364
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toevertrouwen van minderjarigen aan de vrouw in kort geding met zorgen over veiligheid en opvoeding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een vordering ingediend in kort geding om de minderjarigen voorlopig aan haar toe te vertrouwen, in afwachting van nader onderzoek. De vrouw heeft zorgen geuit over de veiligheid van de minderjarigen bij de man, gedaagde, en stelt dat de man kampt met een seksverslaving en de minderjarigen inzet om haar te dwingen bij hem terug te komen. De vrouw heeft melding gedaan bij Veilig Thuis, naar aanleiding van zorgwekkend gedrag van de minderjarige [minderjarige 1]. Veilig Thuis heeft echter geen aanleiding gezien voor veiligheidsafspraken met betrekking tot het contact of verblijf van de minderjarigen bij de man. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 14 augustus 2025, waarbij de belangen van de minderjarigen voorop stonden. De vrouw heeft aangevoerd dat de minderjarigen bij haar moeten verblijven, terwijl de man dit betwist en stelt dat de zorgen over [minderjarige 1] niet te wijten zijn aan zijn gedrag. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarigen, deze niet direct aanleiding geven om de verblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen. De vorderingen van de vrouw zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer: C/02/437553 KG ZA 25-364
21 augustus 2025
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. P.A. van Enckevort te Venlo,
waargenomen door mr. M.J.W. Janssen-van Rooij te Venlo.
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. C.C.J. Mouwen te [plaats].
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
Betreffende de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 te [geboorteplaats 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 te [geboorteplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2025 met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen een vertegenwoordigster namens de Raad om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben sinds 26 oktober 2018 een geregistreerd partnerschap met elkaar gehad. Bij beschikking van 24 juni 2024 is het geregistreerd partnerschap ontbonden, welke beschikking op 24 oktober 2024 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats]. Uit de relatie tussen partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3.
De minderjarigen wonen sinds het uiteengaan van partijen bij de man. Er is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij de minderjarigen één weekend in de veertien dagen bij de vrouw verbleven. In de praktijk verbleven de minderjarigen in overeenstemming tussen partijen ook vaker bij de vrouw.
2.4.
De vrouw heeft uit een volgende relatie nog een kind gekregen, [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2024. De vrouw woont in een [zelfstandige woonruimte], nadat zij in een Blijf-van-mijn-Lijfhuis heeft verbleven. De man is juridisch vader van [minderjarige 3] , omdat zij geboren is voor dat het geregistreerd partnerschap ontbonden was. Er loopt nu een procedure tot ontkenning vaderschap bij de Rechtbank Oost-Brabant, locatie ' s-Hertogenbosch , bekend onder zaakkenmerk C/OI/4I7062 FA RK 24-5L72.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Te bepalen dat de minderjarigen voorlopig zullen worden toevertrouwd aan de vrouw in afwachting van nader onderzoek;
II. Te bepalen dat het contact tussen de man en de kinderen onder begeleiding dient plaats te vinden in afwachting van nader onderzoek.
III. De man te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat.
3.2.
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. Volgens de vrouw kampt de man met een seksverslaving. De man heeft volgens de vrouw steeds aangestuurd op een herstel van de relatie met haar. De vrouw stelt dat de man de minderjarigen inzet, om de vrouw te dwingen bij hem terug te komen. De vrouw staat hier niet voor open. Volgens de vrouw vertoont [minderjarige 1] zorgwekkend gedrag. Zij klaagt over jeuk en pijn bij haar geslachtsdelen. In overleg met de hulpverlening en de GGD wordt er gekeken om het vlaggensysteem [1] in te zetten voor haar. Volgens de vrouw heeft [minderjarige 1] nachtmerries over de man. De vrouw stelt dat [minderjarige 1] aan een begeleidster heeft verteld dat de man haar ’s-nachts wakker maakt en dingen met haar doet, die zij niet wil. Na melding bij Veilig Thuis is volgens de vrouw het crisisinterventieteam ingeschakeld op vermoeden van seksueel misbruik. Op 15 mei 2025 zijn er verschillende gesprekken geweest met de hulpverlening en is er volgens de vrouw besloten dat de minderjarigen voorlopig bij de vrouw zouden verblijven. De man heeft dit volgens de vrouw geweigerd. Volgens de vrouw kan de veiligheid van de minderjarigen niet meer gewaarborgd worden bij de man. Zij vindt dat de minderjarigen aan haar moeten worden toevertrouwd, zolang de onderzoeken nog lopen. De woonruimte van de vrouw beschikt over voldoende ruimte om ook de minderjarigen te kunnen ontvangen. Het contact tussen de minderjarigen en de man zal gedurende die periode begeleid moeten worden. Volgens de vrouw stelt de man ten onrechte dat er geen ruime contactregeling werd uitgevoerd. De minderjarigen zijn volgens de vrouw elk weekend bij haar en ook op de studiedagen in de zomerperiode. De man zou hier volgens de vrouw zelf om vragen. De vrouw blijft er bij dat het onderzoek rondom [minderjarige 1] nog niet is afgerond. De zorgen zijn in het onderzoek niet bevestigd, maar ook niet ontkracht, aldus de vrouw. Veilig Thuis heeft de kwestie overgedragen aan [organisatie], waar volgens de vrouw de zorgen verder besproken zullen worden. Op navraag door de vrouw heeft [organisatie] aangegeven dat er over drie maanden een evaluatiegesprek gepland staat. De vrouw merkt dat [minderjarige 1] zich anders gedraagt, als zij bij de man is geweest. Ook de begeleiders van [zelfstandige woonruimte] merken dit op. De vrouw vindt het opvallend dat [minderjarige 1] van de man ineens een nieuwe slaapkamer en garderobe heeft gekregen. Volgens de vrouw is [minderjarige 1] veranderd van een uitbundig meisje naar een heel timide en gesloten meisje. [minderjarige 1] doet volgens de vrouw zorgelijke uitspraken. Ze vertelt volgens de vrouw dat als [minderjarige 1] tegen de vrouw vertelt wat er is gebeurd, dat de man dan zal zeggen dat [minderjarige 1] liegt. [minderjarige 1] plast soms nog in bed. De vrouw vindt dat de minderjarigen gedurende het onderzoek aan haar moeten worden toevertrouwd. Mocht uit het onderzoek blijken dat haar zorgen onterecht zijn, dan kan er gekeken worden naar onbegeleid contact en een evenredige verdeling van de zorg voor de minderjarigen. De vrouw woont inmiddels weer in [plaats], op slechts 10 minuten afstand van de man. De vrouw verwacht eind augustus 2025 over eigen woonruimte te kunnen beschikken. De begeleiding vanuit [zelfstandige woonruimte] zal in dat geval gewoon blijven doorlopen. De vrouw ziet dan ook geen reden waarom de minderjarigen niet aan haar zouden kunnen worden toevertrouwd. Volgens de vrouw is Sterk Huis middels Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiding [2] drie maanden betrokken bij [minderjarige 1] , om te adviseren over welke hulp zij nodig heeft en om beide ouders te ondersteunen in de opvoedsituatie. Daarnaast is [psychische hulp] middels speltherapie voor haar hechtingsproblematiek betrokken bij [minderjarige 1] . De vrouw krijgt vanuit [zelfstandige woonruimte] begeleiding volgens de veerkrachtmethode [3] . De vrouw handhaaft haar vordering. Zij kondigt daarnaast aan een bodemprocedure in te gaan dienen, in welk kader de zorgen van de vrouw opnieuw ter beoordeling aan de rechtbank zullen worden voorgelegd.
3.3.
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen.
3.4.
Ter onderbouwing van zijn verweer voert de man, kort samengevat, het navolgende aan. De man betwist dat de minderjarigen elk weekend bij de vrouw zijn. Wel is er meer contact dan dat er afgesproken is. De man ontkent dat hij de relatie met de vrouw zou willen herstellen. De man heeft evenmin de contactregeling tussen de vrouw en de minderjarigen belemmerd. De man werkt zelfs mee aan uitbreiding van die regeling, als de vrouw de minderjarigen vaker wil zien. Volgens de man is de vrouw na het verbreken van de relatie vertrokken naar Eindhoven en was zij voor hem niet meer bereikbaar, ook niet als dat voor de minderjarigen noodzakelijk was. Dit heeft zelfs geleid tot een gerechtelijke procedure om vervangende toestemming te krijgen voor hulpverlening voor de minderjarigen. Volgens de man komt het gedrag van [minderjarige 1] voort uit andere problematiek. De man is erg geschrokken van de melding bij Veilig Thuis. Hij ontkent met klem dat er sprake zou zijn van seksueel misbruik. Veilig Thuis heeft met partijen afspraken gemaakt en heeft het dossier overgedragen naar [organisatie]. Er is een methodisch forensisch interview NICHD [4] bij [minderjarige 1] afgenomen. Hierin zijn de zorgen niet bevestigd. Door Veilig Thuis zijn hierna veiligheidsvoorwaarden opgesteld. Er is volgens de man dan ook geen reden om aan te nemen dat er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag c.q. misbruik en daarnaar verder onderzoek te verrichten. [organisatie] zal op dat punt niet tot nader onderzoek overgaan. Er zijn veiligheidsvoorwaarden opgesteld, die zien op andere zorgen. Hiermee zullen de ouders onder begeleiding van [organisatie] mee aan de slag gaan. Er is dan ook geen grond om de minderjarigen voorlopig aan de vrouw toe te vertrouwen. Volgens de man is de woonruimte van de vrouw bovendien niet geschikt om de minderjarigen bij haar te laten wonen. De vrouw heeft een gezamenlijke woonkamer met keuken, één gezamenlijke badkamer met toilet en een eigen slaapkamer, waar zij dan met de minderjarigen zou moeten slapen. Zonder begeleiding kunnen de minderjarigen daar niet naar buiten. De man verzet zich niet tegen het spoedeisend belang van de vrouw. Volgens de man gaat De Gezinsadvocaat [5] binnenkort starten. De man weet dat [minderjarige 1] problemen heeft en dat zij daarvoor hulp nodig heeft. Volgens de man plast [minderjarige 1] bij hem niet in haar bed en heeft zij geen nachtmerries. Er zou dan afgevraagd moeten worden of het probleem niet in de opvoedsituatie van de vrouw ligt.
3.5.
De Raad meldt dat de minderjarigen op dit moment door verschillende hulpverleners omgeven zijn. De Raad heeft er dan ook alle vertrouwen in, dat er een melding wordt gemaakt, op het moment dat er vreemde of ontoelaatbare situaties gesignaleerd worden. De Raad heeft geen meldingen van dien aard over deze minderjarigen meer gezien. De Raad deelt de zorgen van de vrouw dan ook niet. De Raad hoopt dat de tussenkomst van De Gezinsadvocaat partijen gaat helpen om goede afspraken met elkaar te maken. De Raad adviseert partijen om zich voor dat traject in te gaan zetten en te gaan werken aan het wegnemen van de onderlinge spanningen.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen vast.
4.2.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
De vordering van de vrouw is aan de rechtbank voorgelegd in het kader van een kort geding. Een kortgedingprocedure is er op gericht om in het geval van een acute situatie een ordemaatregel te kunnen treffen, in die situaties dat van partijen niet kan worden verlangd dat zij een bodemprocedure doorlopen. Dat betekent ook dat voor de beoordeling van de vordering, de voorzieningenrechter gehouden is aan de voorlopige merites van de zaak. De belangen van partijen zullen (in beginsel) afgewogen worden naar de toestand ten tijde van het vonnis, waarbij het belang van de minderjarige steeds voorop staat.
4.3.
Uit de inhoud van de stukken en de standpunten van partijen tijdens de zitting is gebleken dat de vrouw zorgen heeft over de veiligheid van de minderjarigen bij de man. Zij vraagt om toevertrouwing van de minderjarigen aan haar, zodat zij kan instaan voor de veiligheid van de minderjarigen. Ook vindt zij het noodzakelijk dat de contacten tussen de man en de minderjarigen begeleid worden. De man ziet dat er zorgen zijn over [minderjarige 1] , maar betwist met klem dat deze te wijten zouden zijn aan grensoverschrijdend gedrag aan zijn zijde. Naar aanleiding van een uitspraak van [minderjarige 1] tegenover een begeleider van de vrouw, is er een melding gedaan bij Veilig Thuis. Volgens Veilig Thuis zijn de zorgen over [minderjarige 1] niet bevestigd in het NICHD-gesprek met haar. De zorgen die Veilig Thuis wel ziet, gaan over trauma’s bij partijen, de onderlinge complexe dynamiek en de gevolgen daarvan op de manier van opvoeden door partijen. Vanuit Veilig Thuis zijn veiligheidsvoorwaarden gesteld om te komen tot directe en stabiele veiligheid voor alle direct betrokkenen. Deze afspraken zijn gericht op het niet belasten van de minderjarigen met de problematiek tussen partijen en het bieden van de juiste ondersteuning van de minderjarigen bij hun seksuele ontwikkeling. Vanuit Veilig Thuis is er geen aanleiding gezien om veiligheidsafspraken te maken, die zijn gericht op het contact of het verblijf van de minderjarigen bij de man. Veilig Thuis heeft de casus overgedragen aan [organisatie], die de regie moet gaan voeren over de hulpverlening die bij partijen en de minderjarigen betrokken zijn of zullen gaan worden. Ook zal er vanuit [organisatie] gewerkt worden aan het concretiseren van de veiligheidsafspraken en het bijstellen daarvan. Partijen staan bovendien op het punt om een traject bij De Gezinsadvocaat aan te gaan, in welk kader gekeken gaat worden naar de afspraken die partijen over de minderjarigen kunnen gaan maken. Ook zijn er al veel verschillende hulpverleners bij de minderjarigen en partijen betrokken zijn, die, als dat nodig is, een melding bij de juiste instanties kunnen maken op het moment dat er ernstige zorgen zijn en de veiligheid van de minderjarigen in het geding is. Duidelijk is wel dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarigen en met name van [minderjarige 1] , maar deze vormen niet direct een aanleiding om een wijziging te brengen in het verblijf van de minderjarigen bij de man of om alleen begeleid contact tussen de man en de minderjarigen te bepalen. De vorderingen van de vrouw worden dan ook afgewezen.
4.4.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De vrouw heeft haar vordering, om de man te veroordelen in de kosten van deze procedure, niet nader onderbouwd, waardoor de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om af te wijken van het beleid dat in zaken als de onderhavige de kosten tussen partijen doorgaans worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van de vrouw af;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Leuven, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025 in tegenwoordigheid van Joosen, griffier.

Voetnoten

1.Het Vlaggensysteem biedt professionele opvoeders die met kinderen en jongeren werken een interventie om seksueel gedrag te beoordelen, het te bespreken met collega’s en de kinderen en jongeren zelf en om gepast te reageren.
2.Een ambulant hulpverlener komt dan in het gezin en ondersteunt ouders met betrekking tot de opvoeding waarbij sprake kan zijn van verschillende hulpvragen.
3.Veerkracht is gericht op kinderen van gezinnen die ambulant of residentieel begeleiding krijgen van een voorziening voor vrouwenopvang of maatschappelijke opvang. Veerkracht heeft als doel een veilige situatie voor het kind te realiseren en negatieve gevolgen van de meegemaakte (traumatische) ervaringen bij het kind te voorkomen of verminderen.
4.De NICHD-methode richt zich erop een actueel en nauwkeurig beeld te krijgen van de veiligheid van het kind en zijn of haar gezin.
5.De Gezinsadvocaat is een duo-team bestaande uit een familierecht-advocaat en een gedragswetenschaper. Dit team regisseert en coördineert het gehele proces voor, tijdens en na de scheiding.