In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2025 en 7 augustus 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, tot 25 juli 2026, op verzoek van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De ouders van de minderjarigen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen verloopt moeizaam. De minderjarigen wonen bij de moeder en hebben sinds februari 2025 contact met de vader, maar er zijn zorgen over de stabiliteit van deze contacten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de noodzakelijke hulpverlening nog niet is afgerond. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken en heeft hen aangemoedigd om deel te nemen aan een ouderschapsbemiddelingstraject. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ondertoezichtstelling onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.