ECLI:NL:RBZWB:2025:5663

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/436465 / JE RK 25-1069
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een jeugdbeschermingszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2025 en 7 augustus 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, tot 25 juli 2026, op verzoek van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De ouders van de minderjarigen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen verloopt moeizaam. De minderjarigen wonen bij de moeder en hebben sinds februari 2025 contact met de vader, maar er zijn zorgen over de stabiliteit van deze contacten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de noodzakelijke hulpverlening nog niet is afgerond. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken en heeft hen aangemoedigd om deel te nemen aan een ouderschapsbemiddelingstraject. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ondertoezichtstelling onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436465 / JE RK 25-1069
Data uitspraken: 23 juli 2025 (mondeling) en 7 augustus 2025 (schriftelijk)
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
over de minderjarigen
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2012 in [geboorteplaats 1],
hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats 2],
hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1],
advocaat mr. J.L. Küppers-van Duivenbooden te Breda,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2],
advocaat mr. M.A. Breewel-Witteveen te Goes.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesdossier bevat het op 13 juni 2025 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen.
1.2.
Op 23 juli 2025 heeft de kinderrechter het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Küppers-van Duivenbooden;
  • de vader, bijgestaan door mr. Breewel-Witteveen;
  • een vertegenwoordigster namens de GI.
1.3.
De minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], hebben, gezien hun leeftijd, het recht om hun mening in deze zaak te geven. Zij zijn daarom aanvankelijk uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter op 22 juli 2025. Op verzoek van de moeder is dit gesprek verplaatst naar 28 juli 2025 vanwege verhindering van de minderjarigen. Het gesprek heeft dus na afloop van de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De kinderrechter heeft daarom tijdens de mondelinge behandeling voorgesteld om de mening van de minderjarigen op een beknopte manier in deze beschikking op te nemen en, indien daartoe naar het oordeel van de kinderrechter aanleiding bestaat, de ouders na afloop van de kindgesprekken in de gelegenheid te stellen om te reageren op wat zij hebben gezegd. Beide ouders, hun advocaten en de GI hebben hiermee ingestemd. Uit wat de minderjarigen tijdens het kindgesprek hebben verteld, zoals hieronder onder “de standpunten” uiteengezet, ziet de kinderrechter thans geen aanleiding om partijen schriftelijk daarop te laten reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.2.
De minderjarigen wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 oktober 2023 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 25 juli 2025.

3.Het verzoek en de onderbouwing daarvan

3.1.
De GI verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen voor de duur van een jaar, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter onderbouwing van haar verzoek, samengevat, onder meer het volgende aangegeven.
3.3.
Vorig jaar is er meer dan zes maanden geen sprake geweest van contact tussen de vader en de minderjarigen. In februari 2025 is de contactregeling tussen de vader en de minderjarigen hersteld. Momenteel hebben zij eenmaal per maand op zaterdag gedurende vier uren contact met elkaar, bij de grootouders vaderszijde. Het doel is het herstellen van de oorspronkelijke regeling waarbij de minderjarigen eenmaal per twee weken in het weekend bij de vader verblijven. Met het oog daarop was het de bedoeling om de huidige regeling in juli 2025 uit te breiden tot een hele dag en vanaf augustus 2025 met een overnachting. Dit is echter niet van de grond gekomen, omdat er vooralsnog geen overeenstemming is bereikt met de vader over de bepaling van de dagen. Ondanks dat de GI in dat verband een aantal voorstellen heeft gedaan richting de vader, duurt het vaak lang voordat hij reageert terwijl hierover juist op korte termijn duidelijkheid moet ontstaan. Daarbij komt dat het bij de vader weerstand oplevert als er zaken voor hem worden bepaald. De grootste zorg van de GI is dan ook dat de vader opnieuw afhaakt, met als gevolg dat de minderjarigen wederom worden teleurgesteld.
3.4.
De GI stelt daarnaast dat de communicatie en de samenwerking tussen de ouders nog steeds erg moeizaam verloopt. Het lukt de ouders niet om in goed onderling overleg bepaalde zaken over de minderjarigen te regelen en beslissingen over hen te nemen, terwijl de ouders gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen. Momenteel hebben de ouders enkel contact met elkaar via e-mail, waarbij de GI wordt meegenomen in de correspondentie.
3.5.
In februari 2025 is er ook gestart met behandeling en therapie voor de minderjarigen. Bij [minderjarige 1] is de diagnostiek inmiddels afgerond. Gebleken is dat hij kampt met autisme en dat hij klem zit tussen zijn ouders. Bij [minderjarige 2] verloopt het traject wat moeizamer; dit is nog niet afgerond. In oktober 2025 zullen de ouders starten met een ouderschapsbemiddelingstraject.
3.6.
Nu de noodzakelijk geachte hulpverlening nog niet is afgerond dan wel nog moet starten, en de betrokkenheid vanuit de GI nodig blijft met betrekking tot de onderlinge communicatie tussen de ouders, vindt de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen noodzakelijk voor de duur van een jaar.

4.De standpunten

4.1.
Namens en door de moeder is, samengevat, onder meer het volgende aangevoerd. De moeder stemt in met de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen, omdat zij ziet dat dit nodig is. De moeder maakt zich zorgen over de minderjarigen. Hoewel de minderjarigen genieten van het contact met hun vader, worden zij steeds geconfronteerd met teleurstellingen omdat de vader afhaakt. De moeder vraagt zich daarom af of het in het belang van de minderjarigen is om te blijven inzetten op (het uitbreiden van) de contacten tussen hen en de vader. De moeder vindt het daarnaast zorgelijk dat de vader [minderjarige 1] alleen gelaten heeft met [minderjarige 2] en dat de vader [minderjarige 1] op die manier verantwoordelijk heeft gemaakt voor [minderjarige 2] zijn epilepsie. Ook doet de vader uitspraken richting de minderjarigen die hij niet kan waarmaken, zoals de belofte om met hen op vakantie te gaan terwijl de minderjarigen op dit moment nog niet eens bij de vader overnachten.
4.2.
Namen en door de vader is, samengevat, onder meer het volgende aangevoerd. De vader heeft veel moeite met de manier waarop de ondertoezichtstelling wordt uitgevoerd. Volgens de vader kijkt de GI niet naar wat er echt is gebeurd en naar wat de minderjarigen graag willen. De vader erkent dat hij in het verleden niet altijd goed heeft gehandeld. Maar sinds februari 2025 heeft hij eenmaal per maand contact met de minderjarigen en dit verloopt goed. De vader houdt zich ook aan de afspraken. De vader wil graag eenmaal per twee weken contact met de minderjarigen hebben. Daarnaast wil de vader graag duidelijkheid over de reden(en) waarom de GI bepaalde beslissingen neemt over (de opbouw van) de contactregeling tussen hem en de minderjarigen, zoals de beslissing dat er soms slechts eenmaal per vier weken contact plaatsvindt, en soms zelfs nog minder vaak. De vader wil ook liever contact onderhouden per telefoon in plaats van per e-mail. De vader stelt verder dat hij door de moeder enkel wordt geïnformeerd aangaande de epilepsie van [minderjarige 2], terwijl hij graag wil worden geïnformeerd over hoe het met beide minderjarigen gaat en over wat hen bezighoudt. De vader betwist tot slot dat hij bepaalde uitspraken en beloftes doet die hij niet kan waarmaken. Uitspraken van [minderjarige 1], die in een loyaliteitsconflict verkeert, worden namelijk door de GI en de moeder als waarheid aangenomen zonder deze te checken bij de vader. Alhoewel de vader het liefste wil dat de ondertoezichtstelling wordt afgesloten, kan hij al met al instemmen met een verlenging hiervan, mits er daadwerkelijk wordt gewerkt aan de doelen.
4.3.
De minderjarigen hebben, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. Zij zouden het fijn vinden als de jeugdbeschermer vaker bij hen langskomt en dat zij een gesprek met elkaar kunnen hebben zonder dat (een van) de ouders daarbij aanwezig (is) zijn. Daarnaast willen zij graag meer contact met hun vader hebben. Het liefste willen zij volgens een tweewekelijks schema steeds om en om voor de duur van een week bij hun vader dan wel hun moeder verblijven.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Op grond van artikel 1:255, eerste lid BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de kinderrechter als volgt. Positief is dat er sinds februari 2025 sprake is van structureel en fijn contact tussen de vader en de minderjarigen. Gezien wordt dat de minderjarigen genieten van het contact. De GI heeft daarom voorgesteld om de regeling uit te breiden tot een volledige dag in juli 2025 en vervolgens met een overnachting in augustus 2025. Maar dit is vooralsnog niet van de grond gekomen, omdat het tot nu toe niet is gelukt om met de vader overeenstemming te bereiken over de precieze verdeling/bepaling van de dagen. Van belang is dan ook dat de GI en de vader hier op korte termijn alsnog afspraken over zullen maken, zodat de uitbreiding van de contactregeling tussen de vader en de minderjarigen daadwerkelijk kan en zal worden uitgevoerd. Dit zal ook op een goede manier moeten worden gedaan. Voorkomen moet namelijk worden dat de (uitbreiding van) de regeling opnieuw stagneert, met als gevolg dat de minderjarigen wederom worden geconfronteerd met onduidelijkheid en teleurstelling en/of dat zij verder klem zullen raken tussen hun ouders en zij de schuld op zich zullen nemen van de ontstane situatie. Het belang van de minderjarigen staat hierbij voorop. Verder is gebleken dat het de ouders op dit moment nog niet lukt om op een goede manier met elkaar te communiceren en afspraken te maken zonder betrokkenheid en tussenkomst van de GI. Gebleken is tot slot dat de ouders in oktober 2025 zullen starten met een ouderschapsbemiddelingstraject gericht op het verbeteren van de onderlinge communicatie en samenwerking, en het bereiken van een passende vorm van ouderschap.
5.4.
Uit het voorgaande blijkt dat de zorgen die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling van de minderjarigen nog niet volledig zijn weggenomen en dat de noodzakelijk geachte hulpverlening nog niet is afgerond of zelfs nog moet starten. De minderjarigen worden dan ook nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Nu de ouders niet in staat zijn om zonder betrokkenheid en tussenkomst van de GI op een goede manier met elkaar te communiceren en afspraken te maken over de minderjarigen, zijn er naar het oordeel van de kinderrechter thans nog onvoldoende mogelijkheden om de hulpverlening op vrijwillige basis voort te zetten. Dit maakt, naar het oordeel van de kinderrechter, dat een ondertoezichtstelling van de minderjarigen nog steeds nodig is.
5.5.
Gelet op al het voorgaande wordt, naar het oordeel van de kinderrechter, nog steeds voldaan aan voormelde wettelijke vereisten voor een verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen.
5.6.
Met het oog op de aflooptermijn van de huidige ondertoezichtstelling van de minderjarigen, te weten 25 juli 2025, en het geplande gesprek tussen de minderjarigen en de kinderrechter op 28 juli 2025, heeft de kinderrechter na afloop van de mondelinge behandeling op 23 juli 2025, bij wijze van mondelinge uitspraak, de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd voor de duur van een maand, te weten tot 25 augustus 2025, onder aanhouding van de beslissing op het resterende deel van het verzoek.
5.7.
Voorts zal de kinderrechter bij de onderhavige schriftelijke beschikking d.d. 6 augustus 2025, onder meer met het oog op de huidige stand van de hulpverlening en de verwachte duur daarvan, het resterende deel van het verzoek volledig toewijzen, in die zin dat hij de ondertoezichtstelling van de minderjarigen zal verlengen tot 25 juli 2026.
5.8.
De kinderrechter zal deze beslissingen, gelet op het karakter daarvan en het belang dat hierover duidelijkheid bestaat, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dit betekent dat beide beslissingen vanaf het moment van uitspreken daarvan van kracht zijn en dat een eventueel hoger beroep die beslissingen niet schorst.

6.De beslissingen

De kinderrechter:
Bij wijze van mondelinge uitspraak op 23 juli 2025:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 25 juli 2025 tot 25 augustus 2025, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
Bij wijze van schriftelijke uitspraak op 7 augustus 2025:
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 25 augustus 2025 tot 25 juli 2026, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissingen zijn aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op respectievelijk 23 juli 2025 en 7 augustus 2025 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.