Op 15 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling (GI), om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij de vader en de GI aanwezig waren, maar de moeder was niet aanwezig. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling vastgesteld dat er sinds februari 2025 geen contact en fysieke omgang meer is geweest tussen de moeder en [minderjarige]. De moeder heeft moeite met het aangaan van contact en reageert vaak laat op berichten. De kinderrechter heeft ook geconstateerd dat [minderjarige] momenteel in een traumatherapie traject zit en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen, maar voor een beperkte duur van vier maanden, tot 16 december 2025, om de omgangsbegeleiding op te starten en de hulpverlening over te dragen naar een vrijwillig kader. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de moeder zelf in actie komt om de situatie te verbeteren en dat de omgang met [minderjarige] in eerste instantie onder begeleiding moet plaatsvinden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze per direct van kracht is.