In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De vader was afwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld van de GI en dat deze maatregel meerdere keren is verlengd, met de laatste verlenging tot 25 augustus 2025. De GI heeft verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, omdat [minderjarige] kampt met een autismespectrumstoornis en een lage sociaal-emotionele leeftijd. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 25 augustus 2026. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat de noodzakelijke hulpverlening niet op vrijwillige basis kan worden voortgezet. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar hebben moeite om goed met elkaar te communiceren over de zorg voor [minderjarige]. Een perspectiefonderzoek zal worden uitgevoerd om te onderzoeken of en hoe [minderjarige] kan worden teruggeplaatst bij de moeder.