ECLI:NL:RBZWB:2025:5667

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/438009 / JE RK 25-1358
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met autismespectrumstoornis

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De vader was afwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] onder toezicht is gesteld van de GI en dat deze maatregel meerdere keren is verlengd, met de laatste verlenging tot 25 augustus 2025. De GI heeft verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, omdat [minderjarige] kampt met een autismespectrumstoornis en een lage sociaal-emotionele leeftijd. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 25 augustus 2026. Tevens is de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat de noodzakelijke hulpverlening niet op vrijwillige basis kan worden voortgezet. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar hebben moeite om goed met elkaar te communiceren over de zorg voor [minderjarige]. Een perspectiefonderzoek zal worden uitgevoerd om te onderzoeken of en hoe [minderjarige] kan worden teruggeplaatst bij de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/438009 / JE RK 25-1358
Datum uitspraak: 15 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg,
gevestigd te Tilburg , hierna te noemen de GI,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] , [land] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] , [land] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesdossier bevat het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 juli 2025.
1.2.
Op 15 augustus 2025 heeft de kinderrechter het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die behandeling zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder;
  • twee vertegenwoordigsters namens de GI.
1.3.
De vader is, met bericht van afmelding, niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.
1.4.
[minderjarige] heeft, met het oog op zijn leeftijd, het recht om zijn mening in deze zaak te geven, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 augustus 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 25 augustus 2021. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 25 augustus 2025.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 24 december 2020 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 25 augustus 2021. Deze machtiging is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 25 augustus 2025.
2.4.
Op grond van voormelde machtiging is [minderjarige] uit huis geplaatst en verblijft hij momenteel bij [accommodatie] .

3.De verzoeken en de onderbouwing daarvan

3.1.
De GI verzoekt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt tevens om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter onderbouwing van voormelde verzoeken, samengevat, onder meer het volgende aangegeven.
3.3.
[minderjarige] is in het verleden geplaatst op de huidige groep bij [accommodatie] vanwege het vermoeden dat hij een licht verstandelijke beperking heeft. Uit het IQ-onderzoek dat de afgelopen periode is verricht, blijkt echter dat [minderjarige] op een gemiddeld cognitief niveau functioneert en dat hij geen verstandelijke beperking heeft, maar dat hij kampt met een autismespectrumstoornis (ASS) en dat hij een lage sociaal-emotionele leeftijd (namelijk 18-36 maanden) heeft. [minderjarige] heeft dus een disharmonisch intelligentieprofiel. [accommodatie] benoemt dat [minderjarige] , met het oog hierop, kwetsbaar is, dat hij een negatief zelfbeeld heeft ontwikkeld en dat hij last heeft van faalangsten vanwege een structurele overvraging in het verleden. [minderjarige] heeft bovendien moeite met het op een goede manier reguleren van zijn emoties, waarbij hij in de weerstand schiet en hij soms een grote mond heeft. Nu er bij [minderjarige] geen sprake is van een licht verstandelijke beperking, zit hij op de huidige groep bij [accommodatie] niet (meer) op een goede plek. [accommodatie] benoemt hierover dat [minderjarige] op een hoger niveau functioneert dan zijn groepsgenoten. Dit levert, met name op sociaal vlak, spanningen op. Ook blijft hij last houden van de bestaande spanningen tussen zijn ouders. Daar tegenover staat dat wordt gezien dat [minderjarige] de afgelopen jaren positieve stappen heeft gezet, waardoor het, ook om die reden, nu passend wordt geacht om hem te laten doorstromen naar een plek met meer vrijheden en voldoende ruimte om daarmee te oefenen.
3.4.
Een verblijfssetting met 24-uurs hulp en begeleiding is naar de mening van [accommodatie] dan ook niet (meer) nodig. [minderjarige] blijft wel hulpverlening en begeleiding nodig hebben op het gebied van zijn emotieregulatie, het inschatten van sociale situaties en het vergroten van een positief zelfbeeld. De GI deelt daarom de visie van [accommodatie] dat moet worden onderzocht of [minderjarige] in een instelling moet blijven wonen. De moeder wil graag dat [minderjarige] weer bij haar komt wonen. De vader vindt daarentegen dat [minderjarige] , met het oog op zijn kindeigen problematiek, in een instelling moet blijven wonen. De komende periode zal er een perspectiefonderzoek worden verricht om de (on)mogelijkheden te onderzoeken voor een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De aanmelding hiervoor is inmiddels gedaan bij De GezinsManager. Onduidelijk is wanneer dit onderzoek kan en zal starten. De verwachte duur van het onderzoek is zes maanden.
3.5.
[minderjarige] zal binnenkort verhuizen naar de locatie aan [adres] van [accommodatie] in [plaats] , ter overbrugging van de periode totdat duidelijk is of en zo ja, op welke manier (volledig of gedeeltelijk) [minderjarige] kan worden thuisgeplaatst bij de moeder en wat daarvoor nodig is. Als een thuisplaatsing niet mogelijk wordt geacht, dan zal er worden ingezet op zelfstandig wonen met begeleiding. De GI wil daarnaast, bij wijze van laatste poging, samen met de ouders inzetten op een traject met een gezinsadvocaat, om te komen tot een ouderschaps- en borgingsplan. Van belang is dat de mening van [minderjarige] hierbij meegenomen wordt.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder heeft, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. De moeder had eerst haar bedenkingen over een eventuele terugplaatsing van [minderjarige] bij haar thuis, omdat de vader dit niet wil en zij conflicten hierover wil voorkomen. Maar nu staat de moeder er wel voor open, mits er goede hulp en ondersteuning wordt ingezet. De moeder stelt dat [minderjarige] op 29 augustus 2025 verhuist naar [adres] . Hij heeft daar al kennisgemaakt. Hij gaat de leiding van zijn huidige groep wel missen, maar gelukkig liggen de beide locaties niet ver van elkaar vandaan. Volgens de moeder is [minderjarige] echt toe aan een volgende stap. De moeder heeft tot slot aangegeven het vervelend te vinden dat het verzoekschrift onjuiste informatie bevat, namelijk dat zij bepaalde financiële verplichtingen die zijn bepaald door de rechtbank niet zou nakomen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Op grond van artikel 1:255, eerste lid BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid BW, in staat zijn te dragen.
Op grond van artikel 1:265b, eerste lid BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c, tweede lid BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de kinderrechter als volgt. Uit het IQ-onderzoek dat de afgelopen periode is verricht, is onder meer naar voren gekomen dat [minderjarige] , in tegenstelling tot waar tot dat moment vanuit werd gegaan, geen verstandelijke beperking heeft. Gebleken is dat [minderjarige] een gemiddelde cognitieve intelligentie heeft, maar dat hij tegelijkertijd een lage sociaal-emotionele leeftijd heeft en dat hij kampt met een autismespectrumstoornis (ASS). Gelet hierop en omdat [minderjarige] de afgelopen jaren grote, positieve stappen heeft gezet in zijn ontwikkeling, heeft [accommodatie] geconcludeerd dat een 24-uurssetting, zoals de groep waar hij op dit moment verblijft, niet langer passend is. [minderjarige] blijft wel hulp en ondersteuning nodig hebben. De komende periode zal er daarom vanuit De GezinsManager een perspectiefonderzoek worden verricht. In dat kader zal er worden onderzocht of een volledige dan wel een gedeeltelijke terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder mogelijk is en zo ja, wat hiervoor nodig is. Als een terugplaatsing niet mogelijk wordt geacht, dan zal er naar verwachting worden ingezet op een zelfstandigheidstraject met begeleid wonen. Daarbij komt dat de ouders nog steeds niet in staat zijn om op een goede manier met elkaar te communiceren en afspraken te maken over [minderjarige] , terwijl de ouders gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . De GI zal daarom “als laatste poging” inzetten op een traject met beide ouders bij een gezinsadvocaat, om onder diens leiding te werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie en samenwerking en een actueel ouderschaps-/borgingsplan op te stellen.
5.3.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat het op dit moment niet mogelijk is om de noodzakelijk geachte hulpverlening op vrijwillige basis voort te zetten. Daarmee wordt, naar het oordeel van de kinderrechter, voldaan aan de wettelijke vereisten voor een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Gelet op de verwachte duur van de in te zetten hulpverlening en (onderzoeks)trajecten, zal de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] toewijzen en de maatregel verlengen voor de (verzochte) duur van een jaar, tot 25 augustus 2026.
5.4.
[minderjarige] zal ter overbrugging van de periode totdat er duidelijkheid bestaat over zijn perspectief, oftewel de plaats waar hij verder zal opgroeien, per 29 augustus 2025 verhuizen naar een meer passende verblijfslocatie van [accommodatie] ( [adres] ). Uit artikel 1:265a BW volgt dat, in geval van een ondertoezichtstelling, een plaatsing van de minderjarige gedurende dag en nacht buiten het gezin uitsluitend geschiedt met een machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder toewijzen en de machtiging verlengen voor de (verzochte) duur van de ondertoezichtstelling, tot 25 augustus 2026.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op het karakter daarvan en het belang dat hierover duidelijkheid bestaat, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dit betekent dat de beslissing per direct van kracht is en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 25 augustus 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 augustus 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier, en op schrift gesteld op 22 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.