ECLI:NL:RBZWB:2025:5704

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
02-352719-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in diverse soorten harddrugs en medicatie

Op 22 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de handel in diverse soorten harddrugs en medicatie in de periode van 1 juni 2023 tot en met 22 september 2023. De verdachte heeft bekend en er is blanco documentatie over zijn achtergrond. Tijdens de zitting op 14 juli 2025 heeft de officier van justitie, mr. U.D. Colak, zijn standpunt kenbaar gemaakt, en de verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de beschuldiging van het verkopen van heroïne, waarvoor vrijspraak werd bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de resultaten van een pseudokoop als bewijs gebruikt. De verdachte is schuldig bevonden aan het verkopen en afleveren van harddrugs en geneesmiddelen zonder vergunning. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 240 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 120 dagen bij niet-naleving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verslaving van de verdachte en zijn bereidheid om hulp te zoeken. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-352719-24
vonnis van de meervoudige kamer van 22 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats],
postadres: [adres],
raadsvrouw mr. P.D.M. van Oers, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juli 2025, waarbij de officier van justitie mr. U.D. Colak en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 22 augustus 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. samen met anderen van 1 juni 2023 tot en met 22 september 2023 harddrugs heeft verhandeld;
2. samen met anderen in diezelfde periode zonder vergunning geneesmiddelen heeft verhandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de pseudokoop en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Verdachte heeft alleen ontkend heroïne te hebben verkocht. Om die reden dient voor het dealen van heroïne partieel vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de politierechter dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 14 juli 2025;
- het proces-verbaal van politie (pagina 743 e.v. van het eind proces-verbaal Ruthenium met dossiernummer ZB3R023074 van de regionale politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van
1. tot en met 1913);
- het proces-verbaal van politie (pagina 746 e.v. van het hiervoor genoemde eindproces-verbaal;
Er zijn geen bewijsmiddelen in het dossier voor het dealen van heroïne. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken voor het dealen van heroïne.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juni 2023 tot en met 22 september 2023 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-CMC
(3-chloormethcathinon, clofedron) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende
3-MMC (3-methylmethcathinon) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2 C-B
(carfentanil) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en
MDA (tenamfetamine), MDMA en MDEA (methyleen-dioxyethyl en 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide),
zijnde cocaïne en 3-chloormethcathinon/clofedron en 3-methylmethcathinon en carfentanil
en amfetamine en MDA (tenamfetamine), MDMA en MDEA (methyleen-dioxyethyl en
4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en lysergide,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juni 2023 tot en met 22 september 2023 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk, niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten een hoeveelheid ketamine en xanax en kamagra en ritalin, zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de Geneesmiddelenwet te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat een taakstraf passend is, subsidiair dat een voorwaardelijke gevangenisstraf al dan niet met een taakstraf, passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende vier maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan het dealen van drugs en geneesmiddelen. Verdachte maakte deel uit van de groep “[groepsnaam]”, die drugs en geneesmiddelen verhandelde. Hij had daarbij een rol als chauffeur en bracht de drugs en geneesmiddelen naar de klant. Het is algemeen bekend dat harddrugs en geneesmiddelen die zonder vergunning worden verstrekt, zoals door [groepsnaam] werden verhandeld, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Bovendien heeft de handel daarin ook andere nadelige effecten. Het gaat daarbij onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor.
De rechtbank slaat acht op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waaruit volgt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt vormt voor de op te leggen straf.
Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie onmiddellijk bekend dat hij de drugs en medicatie heeft verhandeld. Verdachte was zelf verslaafd en haalde zijn drugs volgens zijn eigen verklaring ook bij [groepsnaam]. Hij kon, toen hem werd gevraagd om voor [groepsnaam] drugs rond te brengen, de verleiding niet weerstaan. Door te handelen kon hij voorzien in zijn eigen behoefte aan drugs. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf en strafmaat in het voordeel van verdachte rekening met deze open houding van verdachte waarmee hij ook verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij gedaan heeft. Verdachte is voorafgaand aan de verdenkingen niet veroordeeld voor een strafbaar feit. Wel houdt de rechtbank, in verband met twee later dan de periode die is ten laste gelegd opgelegde strafbeschikkingen, rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij nu in de daklozenopvang verblijft en binnenkort begint aan een dubbeldiagnosetraject. Daarnaast moet hij nog afkicken van de drugs. Hij zal hiervoor binnenkort in een kliniek worden opgenomen. De rechtbank vindt het van groot belang dat verdachte dit zorgtraject nu gaat volgen en afmaken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Alles afwegend legt de rechtbank aan verdachte op de maximale taakstraf van 240 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, artikel 18 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 18, eerste lid van de
Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat, indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 augustus 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 juni 2023 tot en met 22 september 2023 te Breda althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-CMC (3-chloormethcathinon, clofedron) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC (3-methylmethcathinon) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2 C-B
(carfentanil) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide) zijnde cocaïne en/of heroïne en/of 3-chloormethcathinon/clofedron en/of 3-methylmethcathinon en/of carfentanil
en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl
MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of
4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of lysergide (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 juni 2023 tot en met 22 september 2023 te Breda althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten een hoeveelheid ketamine en/of xanax en/of kamagra en/of ritalin, zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de
Geneesmiddelenwet in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd;
( art 18 lid 1 Geneesmiddelenwet )