ECLI:NL:RBZWB:2025:5711
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het kader van een belastinggeschil
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 22 augustus 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 22 februari 2024 de waarde van de onroerende zaak, gelegen op [adres] te [plaats], vastgesteld op € 681.000 per 1 januari 2023. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde WOZ-waarde te hoog is. De heffingsambtenaar heeft een taxatierapport overgelegd waarin de waarde van de woning is vastgesteld op € 725.419, gebaseerd op vergelijkingsmethoden met referentiewoningen. Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met de verminderde kwaliteit van de woning. De rechtbank concludeert echter dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het belastingjaar 2024 gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding voor griffierecht of proceskosten.