Op 15 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in het kader van het familie- en jeugdrecht, waarbij de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als gecertificeerde instelling (GI) betrokken was. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet verschenen tijdens de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders wel correct zijn opgeroepen. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van negen maanden, omdat de kinderen na een onrustig jaar nu goed functioneren in het gezinshuis waar zij verblijven. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen, omdat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en de ouders onvoldoende in staat zijn om deze zorgen zelfstandig weg te nemen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen ingaan, ook in het geval van een hoger beroep. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 27 mei 2026.