Op 15 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een nog ongeboren baby. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die de belangen van het ongeboren kind behartigt. De moeder, die zwanger is en uitgerekend op 15 september 2025, is momenteel onder behandeling vanwege verslavingsproblematiek. De kinderrechter heeft eerder al een spoedmachtiging verleend, die op 6 augustus 2025 inging en tot 20 augustus 2025 gold. De kinderrechter heeft de moeder en vertegenwoordigers van de GI gehoord tijdens een zitting op 15 augustus 2025, waar de zorgen over de gezondheid van de baby en de situatie van de moeder aan de orde kwamen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden problemen heeft gehad met middelengebruik en dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de baby, die kwetsbaar is door de omstandigheden. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van de baby voor de duur van drie maanden na de geboorte, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De kinderrechter heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten zijn die aanleiding geven om de eerdere spoedbeslissing te herroepen en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met ingang van 20 augustus 2025 en tot 7 oktober 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft de nog ongeboren baby op grond van artikel 1:2 BW als reeds geboren beschouwd, wat in het belang van de baby is. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.