In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 augustus 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. Het verzoek tot verlenging van de machtiging is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Vlissingen, die belast zijn met de zorg voor de minderjarige. De kinderrechter heeft de procedure op 15 augustus 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, zijn moeder en een vertegenwoordiger van het College aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 12 juni 2025 verblijft in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, na eerder in een andere setting te zijn geplaatst waar hij zijn voorwaarden heeft overtreden. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden rondom de ontwikkeling van de minderjarige en zijn gedrag in overweging genomen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de voorwaardelijke machtiging noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt.
De kinderrechter heeft de voorwaardelijke machtiging voor een periode van drie maanden verleend, met ingang van 15 augustus 2025 tot 15 november 2025, onder de voorwaarden die zijn opgenomen in het hulpverleningsplan. De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige moet laten zien dat hij in staat is om met de vrijheden en voorwaarden om te gaan, en dat de machtiging dient als een stok achter de deur om hem te ondersteunen in zijn ontwikkeling naar zelfstandig wonen.