In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 21 mei 2025 tegen het besluit van 8 mei 2024 over de toekenning aan eiseres van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 21 mei 2024. Het UWV had binnen 17 weken moeten beslissen, maar heeft de termijn met 6 weken verlengd. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn inmiddels is verstreken. Eiseres heeft het UWV op 29 november 2024 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog een besluit moet nemen binnen twee weken na deze uitspraak, maar geeft het UWV in dit geval een termijn van twee maanden om dit te doen, gezien de omstandigheden.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Het beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Het UWV moet ook het griffierecht van € 53,- en € 453,50 aan proceskosten aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op 28 augustus 2025.