ECLI:NL:RBZWB:2025:576

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
24/1992
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Woo-verzoek en motiveringsgebrek door het college van burgemeester en wethouders van Waalwijk

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 6 februari 2025, wordt het beroep van eisers beoordeeld met betrekking tot hun verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S.C.A. Nuijen, hebben een verzoek ingediend om documenten openbaar te maken die verband houden met gesprekken tussen de gemeente Waalwijk en VGZ in 2019/2020. Het college van burgemeester en wethouders heeft dit verzoek afgewezen met een beroep op verschillende weigeringsgronden, waaronder persoonlijke beleidsopvattingen en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De rechtbank heeft op 30 januari 2025 de zaak behandeld en vastgesteld dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd welke weigeringsgrond op welk onderdeel van de documenten van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat het college de verplichting heeft om per zelfstandig onderdeel van een document te motiveren welke uitzonderingsgrond van toepassing is en waarom het beschermde belang zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. Dit motiveringsgebrek leidt tot de conclusie dat de rechtbank het college in de gelegenheid stelt om het gebrek te herstellen, de zogenaamde 'bestuurlijke lus'.

De rechtbank heeft bepaald dat het college acht weken de tijd krijgt om het gebrek te herstellen en dat, indien het college hiervan geen gebruik maakt, dit binnen twee weken aan de rechtbank moet worden meegedeeld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, inclusief de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1992

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. S.C.A. Nuijen),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, verweerder
(gemachtigde: mr. S.H.J. Kuijper).

Inleiding

1. In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers over hun verzoek op grond van artikel 4.1, eerste lid van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Het college heeft dit verzoek met het besluit van 30 juni 2023 afgewezen (primaire besluit). Met het bestreden besluit van 5 januari 2024 heeft het college het bezwaar van eisers gedeeltelijk gegrond verklaard en het primaire besluit, voorzien van een aanvullende motivering, in stand gelaten.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, bijgestaan door hun gemachtigde en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 2 mei 2023 hebben eisers een verzoek ingediend op grond van de Woo. In dat verzoek staat, voor zover hier van belang:

“Wat is de publieke aangelegenheid waar uw verzoek over gaat?

WOB verzoek VGZ casus bespreking.

Welke documenten wilt u openbaar laten maken?

Gesprekken, notulen, [eiser 1] , [eiser 2] , [B.V.] alles wat te maken heeft met een gesprekken tussen gemeente en vgz kantoor 2019/2020. Uit rapport van vgz is te halen dat er een casus bespreking heeft plaats gevonden. Alles wat met dit gesprek te maken heeft van genodigden tot aan eindverslag. Dit is belangrijk voor zowel bestuursrechtelijk als civiel procedure en als strafrechtelijk en aansprakelijkheid. Daarom zal het ook gedeeld worden met verschillende advocaten.”

3. Op 4 mei 2023 heeft ook de gemachtigde van eisers een verzoek ingediend op grond van de Woo. Hierin wordt verzocht om gegevens openbaar te maken die betrekking hebben op:
  • de ‘casustafel’ welke volgens [eiser 1] heeft plaatsgevonden omstreeks 2019/2020, waarbij de besloten vennootschap ‘ [B.V.] ’ besproken/behandeld is;
  • de door [eiser 1] op of omstreeks 4 juli 2019 ingediende formulieren en bescheiden welke verband houden met een door de bestuursorganen van gemeente Waalwijk uitgevoerd onderzoek op grond van de Wet Bibob.
4. Op 11 mei 2023 heeft het college besloten het Woo-verzoek dat eisers zelf op 2 mei 2023 hebben ingediend niet in behandeling te nemen op grond van artikel 4.6 Woo, nu het verzoek kennelijk is gericht op een ander doel dan het verkrijgen van publieke informatie. Eisers hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt.
5. In een besluit van 30 juni 2023 (primaire besluit) hebben de burgemeester en het college het Woo-verzoek van 4 mei 2023 afgewezen en aangegeven dat de verzochte informatie niet openbaar zal worden gemaakt op grond van artikel 5.2, eerste lid Woo (persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad) en artikel 28 Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
6. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, voor zover daarin is besloten dat informatie over de casustafel niet openbaar zal worden gemaakt op grond van artikel 5.2, eerste lid Woo.
7. Op 16 november 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden bij de bezwaarschriftencommissie (de commissie).
8. In een advies van 12 december 2023 heeft de commissie het college geadviseerd om het besluit in stand te laten met aanvulling van de weigeringsgronden en van de motivering.
9. In het bestreden besluit heeft het college, in navolging van het advies van de commissie, het bezwaar van eisers gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college heeft het primaire besluit, voorzien van een aanvullende motivering, in stand gelaten.
Het college heeft de volgende (aanvullende) weigeringsgronden ten grondslag gelegd aan het besluit om het Woo-verzoek af te wijzen:
  • Opsporing en vervolging van strafbare feiten (artikel 5.1, tweede lid, onder c Woo);
  • Inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen (artikel 5.1, tweede lid, onder d Woo);
  • Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1, tweede lid, onder e Woo);
  • Persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad (artikel 5.2, eerste lid Woo);
  • subsidiair (voor zover geen sprake zou zijn van persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad): Het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen (artikel 5.1, tweede lid, onder i Woo).
De in het primaire besluit al toegepaste weigeringsgrond van artikel 5.2, eerste lid Woo wordt door het college in het bestreden besluit voorzien van een nadere motivering.
Het college overweegt in het bestreden besluit dat als de verzochte informatie onleesbaar wordt gemaakt op basis van de hiervoor genoemde weigeringsgronden, geen informatie van zelfstandige betekenis overblijft. Daarom wordt het Woo-verzoek integraal afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank beoordeelt of het college het Woo-verzoek van eisers op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Wettelijk kader
10.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beroepsgronden
11. Eisers stellen – samengevat – dat de vijf weigeringsgronden die het college heeft ingeroepen geen stand kunnen houden, zodat openbaarmaking van de stukken onrechtmatig is geweigerd. Daarbij is het bestreden besluit volgens eisers in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel.
Artikel 4.6 van de Woo
12. Het college heeft de rechtbank tijdens de zitting verzocht om te oordelen dat ook het Woo-verzoek van 4 mei 2023 niet in behandeling had moeten worden genomen op grond van artikel 4.6 van de Woo, omdat ook dit verzoek, bezien in het licht van het eerdere verzoek van 2 mei 2023, kennelijk is gericht op een ander doel dan het verkrijgen van publieke informatie.
13. De rechtbank kan het college daarin niet volgen. Ter beoordeling ligt immers voor het bestreden besluit van 5 januari 2024, waarin geen beroep is gedaan op artikel 4.6 van de Woo. Daarbij komt dat de omstandigheid dat eisers een eigen belang hebben bij openbaarmaking van de stukken niet in de weg hoeft te staan aan de toewijzing van hun Woo-verzoek. Eisers hoeven bij hun verzoek zelfs geen belang te stellen. Van een oneigenlijk verzoek als bedoeld in artikel 4.6 van de Woo is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Motiveringsbeginsel
14. De rechtbank overweegt dat het college openbaarmaking van de gevraagde documenten heeft geweigerd met een beroep op de uitzonderingsgrond genoemd in artikel 5.2, eerste lid van de Woo en diverse weigeringsgronden genoemd in artikel 5.1, tweede lid van de Woo. Uit het besluit volgt niet welke weigeringsgrond het college toepast op welk (onderdeel van welk) document. Tijdens de zitting heeft het college toegelicht dat het zich primair op het standpunt stelt dat de uitzonderingsgrond van artikel 5.2, eerste lid van de Woo – de persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad – van toepassing is op de volledige documenten.
Persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad
15. Artikel 5.2, eerste lid van de Woo bepaalt dat persoonlijke beleidsopvattingen uit stukken die zijn opgemaakt voor intern beraad, niet openbaar worden gemaakt. Persoonlijke beleidsopvattingen zijn volgens deze bepaling: ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter. Na kennisneming van de stukken waarop beperkte kennisneming is toegepast, is de rechtbank van oordeel dat openbaarmaking van de stukken niet integraal kan worden geweigerd met een beroep op artikel 5.2, eerste lid van de Woo, nu de documenten niet enkel persoonlijke beleidsopvattingen bevatten, maar ook onderdelen met een meer objectief karakter.
Omvang motivering
16. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) moet het bestuursorgaan per zelfstandig onderdeel van een document, zoals alinea’s, motiveren welke uitzonderingsgrond van toepassing is en, indien nodig, of het daardoor beschermde belang zwaarder weegt dan het algemene belang van openbaarheid. [1] De rechtbank stelt vast dat het college dat hier heeft nagelaten. Onder omstandigheden kan van deze verplichting worden afgezien als dat zou leiden tot herhalingen die geen redelijk doel dienen. Die situatie doet zich hier echter niet voor. Als het college zoals in dit geval meer dan één weigeringsgrond van toepassing acht op een document dat uit verschillende onderdelen bestaat, kan deze uitzondering zich namelijk slechts voordoen als voldoende kenbaar is van welke weigeringsgrond voor welk onderdeel wordt uitgegaan. [2] Dat is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk. Het bestreden besluit bevat dus een motiveringsgebrek.
Bestuurlijke lus
17. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten ‘bestuurlijke lus’. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het college in de gelegenheid stellen om per zelfstandig onderdeel van de diverse documenten te beoordelen of openbaarmaking achterwege moet blijven en zo ja te duiden welke uitzonderingsgrond hierop van toepassing is en te motiveren waarom het daardoor beschermde belang zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid.
18. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Als het college hiervan geen gebruik wil maken, moet het college dit binnen twee weken aan de rechtbank meedelen. Als het college wel gebruik maakt van de gelegenheid zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college.
19. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt de het college in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen
binnen acht wekenna verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de overwegingen 15 t/m 17 van deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt de het college op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat
binnen twee wekenna verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 6 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet open overheid (Woo)
Artikel 4.1, eerste lid Woo bepaalt dat eenieder een verzoek om publieke informatie kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
Artikel 4.6 Woo bepaalt dat indien de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, kan besluiten het verzoek niet te behandelen.
Op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder d Woo blijft het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit:
(…)
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;
(…)
Op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder c Woo blijft het openbaar maken van informatie eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…)
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
Op grond van artikel 5.2, eerste lid Woo wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.

Voetnoten

1.ABRvS 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:314 (r.o. 5.2).
2.ABRvS 15 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1046 (r.o. 7.1).