10.1De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
11. Eisers stellen – samengevat – dat de vijf weigeringsgronden die het college heeft ingeroepen geen stand kunnen houden, zodat openbaarmaking van de stukken onrechtmatig is geweigerd. Daarbij is het bestreden besluit volgens eisers in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel.
12. Het college heeft de rechtbank tijdens de zitting verzocht om te oordelen dat ook het Woo-verzoek van 4 mei 2023 niet in behandeling had moeten worden genomen op grond van artikel 4.6 van de Woo, omdat ook dit verzoek, bezien in het licht van het eerdere verzoek van 2 mei 2023, kennelijk is gericht op een ander doel dan het verkrijgen van publieke informatie.
13. De rechtbank kan het college daarin niet volgen. Ter beoordeling ligt immers voor het bestreden besluit van 5 januari 2024, waarin geen beroep is gedaan op artikel 4.6 van de Woo. Daarbij komt dat de omstandigheid dat eisers een eigen belang hebben bij openbaarmaking van de stukken niet in de weg hoeft te staan aan de toewijzing van hun Woo-verzoek. Eisers hoeven bij hun verzoek zelfs geen belang te stellen. Van een oneigenlijk verzoek als bedoeld in artikel 4.6 van de Woo is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
14. De rechtbank overweegt dat het college openbaarmaking van de gevraagde documenten heeft geweigerd met een beroep op de uitzonderingsgrond genoemd in artikel 5.2, eerste lid van de Woo en diverse weigeringsgronden genoemd in artikel 5.1, tweede lid van de Woo. Uit het besluit volgt niet welke weigeringsgrond het college toepast op welk (onderdeel van welk) document. Tijdens de zitting heeft het college toegelicht dat het zich primair op het standpunt stelt dat de uitzonderingsgrond van artikel 5.2, eerste lid van de Woo – de persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad – van toepassing is op de volledige documenten.
Persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad
15. Artikel 5.2, eerste lid van de Woo bepaalt dat persoonlijke beleidsopvattingen uit stukken die zijn opgemaakt voor intern beraad, niet openbaar worden gemaakt. Persoonlijke beleidsopvattingen zijn volgens deze bepaling: ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter. Na kennisneming van de stukken waarop beperkte kennisneming is toegepast, is de rechtbank van oordeel dat openbaarmaking van de stukken niet integraal kan worden geweigerd met een beroep op artikel 5.2, eerste lid van de Woo, nu de documenten niet enkel persoonlijke beleidsopvattingen bevatten, maar ook onderdelen met een meer objectief karakter.
16. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) moet het bestuursorgaan per zelfstandig onderdeel van een document, zoals alinea’s, motiveren welke uitzonderingsgrond van toepassing is en, indien nodig, of het daardoor beschermde belang zwaarder weegt dan het algemene belang van openbaarheid.De rechtbank stelt vast dat het college dat hier heeft nagelaten. Onder omstandigheden kan van deze verplichting worden afgezien als dat zou leiden tot herhalingen die geen redelijk doel dienen. Die situatie doet zich hier echter niet voor. Als het college zoals in dit geval meer dan één weigeringsgrond van toepassing acht op een document dat uit verschillende onderdelen bestaat, kan deze uitzondering zich namelijk slechts voordoen als voldoende kenbaar is van welke weigeringsgrond voor welk onderdeel wordt uitgegaan.Dat is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk. Het bestreden besluit bevat dus een motiveringsgebrek.
17. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten ‘bestuurlijke lus’. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het college in de gelegenheid stellen om per zelfstandig onderdeel van de diverse documenten te beoordelen of openbaarmaking achterwege moet blijven en zo ja te duiden welke uitzonderingsgrond hierop van toepassing is en te motiveren waarom het daardoor beschermde belang zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid.
18. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Als het college hiervan geen gebruik wil maken, moet het college dit binnen twee weken aan de rechtbank meedelen. Als het college wel gebruik maakt van de gelegenheid zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college.
19. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.