In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats], [geboorteland]. De officier van justitie had verzocht om deze machtiging voor de duur van zes maanden, omdat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Betrokkene heeft een geschiedenis van alcoholverslaving en heeft eerder verslavingszorg afgehouden. Tijdens de zitting op 31 juli 2025, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn betrokkene, zijn advocaat, een behandelaar en een verpleegkundig specialist gehoord. Betrokkene gaf aan niet opgenomen te willen worden en vond de zorg aan huis voldoende. De behandelaar en verpleegkundig specialist gaven echter aan dat er een noodzaak is voor onderzoek naar neurocognitieve stoornissen en dat betrokkene niet in staat is om op vrijwillige basis mee te werken aan de benodigde zorg.
De rechtbank oordeelde dat er sprake is van ernstig nadeel door de verslaving van betrokkene, wat zich uit in ernstige psychische schade, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, aangezien betrokkene al jaren weigert om medewerking te verlenen aan behandelingen. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend en de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De rechtbank benadrukte dat de toegewezen zorg niet langer moet duren dan strikt noodzakelijk en dat de situatie van betrokkene nauwlettend in de gaten moet worden gehouden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met het rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.