Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een civiele zaak met zaaknummers C/02/424807 / HA ZA 24-399 en C/02/429683 / HA ZA 24-697. De zaak betreft een gemengde overeenkomst van aanneming van werk en consumentenkoop. De rechtbank heeft beide partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voornemen om de zaak te verwijzen naar de kantonrechter. Beide partijen hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, wat heeft geleid tot de beslissing om de hoofdzaak en de vordering in vrijwaring te verwijzen naar de kantonrechter te Breda.
De rechtbank heeft in haar vonnis opgemerkt dat de procedure in de vrijwaringszaak ook door de kantonrechter behandeld zal worden, conform de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De partijen zijn geïnformeerd dat zij op de rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen hoe de procedures verder zullen worden voortgezet. Tevens is aangegeven dat het griffierecht zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht zal worden teruggestort door de griffier.
De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter mr. Vermariën en markeert een belangrijke stap in de afhandeling van de geschillen tussen de betrokken partijen.