Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 28 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. De eiser, woonachtig aan [adres], had een melding ingediend voor de aanleg van een nieuwe uitweg voor zijn woning, met de bedoeling een parkeerplaats met laadpunt voor zijn elektrische auto te realiseren. Het college heeft deze melding echter verboden, omdat de aanleg van de uitweg ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats. Eiser was het niet eens met dit besluit en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak op 17 juli 2025 behandeld. Eiser voerde verschillende beroepsgronden aan, maar de rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid de uitweg heeft kunnen verbieden. De rechtbank oordeelde dat de belangen van het behoud van openbare parkeerplaatsen zwaarder wegen dan de belangen van eiser bij het realiseren van de uitweg. Eiser had aangevoerd dat er geen noodzaak was voor het verbod, maar de rechtbank oordeelde dat het college voldoende had gemotiveerd dat de aanleg van de uitweg zonder noodzaak ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats.
De rechtbank heeft ook het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Eiser kon niet aantonen dat er vergelijkbare gevallen waren waarin het college wel toestemming had verleend voor een uitweg. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen uitweg mag aanleggen voor zijn woning. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.