In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor haar minderjarige kind. De man, die niet is verschenen, is geregistreerd als 'Niet Ingezetene' en woont vermoedelijk in het buitenland. De vrouw heeft verzocht om het ouderlijk gezag over de minderjarige, maar dit verzoek is aangehouden vanwege de oproeptermijn die niet is nageleefd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in Roemenië is geboren en daar tot eind 2022 heeft gewoond, waardoor het gezag in eerste instantie naar Roemeens recht moet worden beoordeeld. De rechtbank concludeert dat partijen gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige. De vrouw heeft echter vervangende toestemming nodig voor de aanvraag van een nieuw paspoort, omdat het huidige paspoort is verlopen en de man weigert zijn medewerking te verlenen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek tot vervangende toestemming toe te wijzen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de vrouw toestemming te verlenen om een paspoort aan te vragen voor de minderjarige, met de overweging dat het belangrijk is dat het kind over een geldig identiteitsbewijs beschikt. De beslissing over het gezag is aangehouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling.