ECLI:NL:RBZWB:2025:582

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
02-054206-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en bezit van kinderporno

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het bezit van kinderporno. De verdachte, geboren in 1993, had ontucht gepleegd met een meisje dat op het moment van de feiten 15 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 15 augustus 2021 tot en met 6 oktober 2021 ontuchtige handelingen had gepleegd, waaronder het zoenen van het slachtoffer en het betasten van haar billen. De rechtbank nam hierbij in overweging dat de verdachte op dat moment 28 jaar oud was en het slachtoffer kwetsbaar was door eerdere negatieve ervaringen.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor beide feiten zou worden bestraft met een gevangenisstraf en een taakstraf. De verdediging voerde aan dat de verdachte hulp had gezocht voor zijn problematiek en dat het recidivegevaar was verminderd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het tweede feit, het bezit van kinderporno, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, voor het eerste feit werd de verdachte wettig en overtuigend schuldig bevonden.

De rechtbank legde een taakstraf van 60 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer had gesteld en dat dit gedrag onacceptabel was. De uitspraak is gedaan in het bijzijn van de griffier en is openbaar gemaakt op 5 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-054206-23
vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1993 te [plaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. J.J.J. Jansen, advocaat te Kapelle.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 januari 2025, waarbij de officier van justitie mr. J. Castelein en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ontucht heeft gepleegd met een meisje jonger dan 16 jaar;
kinderporno-afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft begaan. Voor wat betreft feit 2 wordt uitgegaan van vier afbeeldingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank verdachte dient vrij te spreken van feit 1. Daartoe is primair aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat, en subsidiair dat de ten laste gelegde handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt.
Aangaande feit 2 is aangevoerd dat het om slechts vier afbeeldingen gaat, terwijl uit het dossier niet afgeleid kan worden dat hij daar gericht naar op zoek is gegaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het dossier wettig en overtuigen bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde handelingen te komen. De rechtbank betrekt hierbij de aangifte, de verklaringen van [slachtoffer] , die als betrouwbaar zijn aan te merken, alsmede de berichten die tussen verdachte en het slachtoffer zijn uitgewisseld.
Onder ontuchtige handelingen moeten worden verstaan alle handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de in de samenleving heersende sociaal-ethische opvattingen. Of een bepaalde handeling van seksuele aard kan worden aangemerkt als ‘ontuchtig’, hangt af van omstandigheden van geval. Tot die omstandigheden kunnen onder meer worden gerekend de aard van de handeling en context waarin en omstandigheden waaronder de handeling wordt verricht, waarbij ook leeftijd van betrokkenen en mogelijk leeftijdsverschil, eventuele interactie tussen hen en onder omstandigheden ook hun intenties een rol kunnen spelen. Voor bewezenverklaring van plegen van ontuchtige handelingen moet komen vast te staan dat het opzet van verdachte mede het ontuchtige karakter van de handelingen omvat.
Het geven van een zoen op de mond en het knijpen in de billen, kunnen op zichzelf al worden aangemerkt als handelingen van seksuele aard. Dit wordt versterkt door de omstandigheid dat de handelingen zijn verricht in een periode waarin verdachte veelvuldig expliciete seksueel getinte berichten aan [slachtoffer] stuurde, waaronder berichten waarin hij schrijft dat hij ‘een stijve’ kreeg toen hij in haar billen kneep.
Bij de beoordeling of deze handelingen van seksuele aard in strijd zijn met de in de samenleving heersende sociaal-ethische normen betrekt de rechtbank met name het leeftijdsverschil tussen [slachtoffer] en verdachte. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde 28 jaar en [slachtoffer] 15 jaar. Verdachte was dus een volwassen man, terwijl [slachtoffer] een tienermeisje was. Dit grote leeftijdsverschil op zichzelf maakt al dat de handelingen in strijd zijn met de genoemde norm. Daarbij komt dat [slachtoffer] ten tijde van het tenlastegelegde kwetsbaar was vanwege negatieve ervaringen in een eerdere relatie, waarvoor zij behandeld is. Verdachte was hiervan op de hoogte en heeft haar desondanks op de genoemde wijze seksueel benaderd. Gelet op het voorgaande kan worden aangenomen dat het opzet van verdachte het ontuchtig karakter van die handelingen omvat.
De rechtbank verwerpt daarom het subsidiair gevoerde verweer.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat dit feit ziet op slechts vier afbeeldingen. Nog daargelaten of deze afbeeldingen alle vier als kinderpornografisch zijn aan te merken, is in het dossier geen bewijs te vinden van opzet bij verdachte op het beschikken over deze afbeeldingen, zoals vereist voor bewezenverklaring van ‘verwerven’ of ‘in bezit hebben’.
Deze afbeeldingen zijn aangetroffen in het cache-geheugen van de telefoon van verdachte. De omstandigheid dat de afbeeldingen op die plaats zijn aangetroffen geeft er blijk van dat verdachte op enig moment, bijvoorbeeld op een website, deze foto’s heeft bekeken, maar niet bekend is op welke datum dat is gebeurd. Uit de informatie in het proces-verbaal over het onderzoek aan de telefoon van verdachte is niet af te leiden of verdachte wist dat deze afbeeldingen in het cache-geheugen van zijn telefoon stonden, en of deze afbeeldingen voor hem daar benaderbaar waren. Het bewijs dat verdachte die afbeeldingen op de ten laste gelegde datum in zijn bezit had, of dat hij zich op die datum via een computer of website daartoe toegang had verschaft ontbreekt derhalve.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 15 augustus 2021 tot en met 6 oktober 2021 in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte die [slachtoffer] eenmaal gezoend en eenmaal de billen van die [slachtoffer] betast en/of daarin geknepen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte voor feit 1 en 2 op te leggen:
- één dag gevangenisstraf – gelet op het taakstrafverbod – ,
- een taakstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, en
- een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft stukken overgelegd van hulpverlenende instanties die bij verdachte betrokken zijn, waaruit naar voren komt dat sprake is van een autismespectrumstoornis en een licht verstandelijke beperking. In relatie met de ten laste gelegde feiten heeft hij vrijwillig hulp gezocht en daar heeft hij baat bij, waardoor het recidiverisico is verlaagd.
De verdediging heeft gewezen op het blanco strafblad van verdachte en heeft een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit in combinatie met een taakstraf. Een (langer durende) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou ertoe leiden dat de stabiele factoren in zijn leven vervallen en dat de therapie stopt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd bij een vijftienjarig meisje. Hij heeft via een vriendschappelijk contact met haar ouders toenadering tot haar gezocht. Zij stuurden elkaar over en weer berichten, waarbij verdachte zich als vertrouwenspersoon opwierp voor het op dat moment psychisch kwetsbare meisje. De berichten van verdachte kregen echter al snel een seksuele lading en ontaarden in steeds indringender en explicieter taalgebruik, dat totaal ongepast was in een gesprek met een minderjarige. Tegen de achtergrond van deze berichten zijn er twee momenten geweest waarbij verdachte het meisje ook fysiek op een seksuele manier heeft benaderd, te weten door het geven van een zoen op de mond en door het knijpen in haar billen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer heeft gesteld. Verdachte had zich rekenschap moeten geven van de mogelijkheid dat door zijn handelen het toch al kwetsbare slachtoffer verder beschadigd zou kunnen raken.
Uit het uittreksel van het strafblad van verdachte in Nederland en in België blijkt dat hij niet eerder in contact is geweest met justitie. Daaruit trekt de rechtbank echter geen positieve conclusies aangaande het recidivegevaar, gelet op de zorgelijke signalen die uit het dossier naar voren komen. Zo wijst onderzoek aan de telefoon van verdachte erop dat verdachte enige tijd via diverse social media-apps met meerdere personen contacten heeft onderhouden waarbij hij expliciet heeft gevraagd naar de mogelijkheid van seks met een minderjarige, eventueel tegen betaling. Ook informatie uit een politieonderzoek uit Noord-Holland wijst in die richting. Verder komt uit een door België aan Nederland overgedragen strafdossier naar voren dat verdachte met een minderjarig meisje daar een soortgelijk contact had als met [slachtoffer] , waarbij hij haar één keer onverwacht en ongewenst heeft opgezocht in België. Dit alles heeft zich afgespeeld in de periode van 2021 tot en met 2023.
Uit de stukken die door de verdediging zijn overgelegd over de persoon van verdachte komt onder meer naar voren dat verdachte inmiddels zelf hulp heeft gezocht. Hij volgt sinds januari 2024 een behandeling die is gericht op het aanleren van vaardigheden om seksuele impulsen te reguleren. Er wordt verbetering gezien in het gedrag en de keuzes van verdachte rondom seksualiteit, maar de behandeling is nog niet afgerond. De kans op recidive wordt sinds de aanmelding voor de behandeling ingeschat als verminderd.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden, op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 60 uur passend en geboden is.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te plegen.
Hoewel het positief is dat verdachte zelfstandig hulp heeft ingeschakeld, ziet de rechtbank in de benoemde zorgelijke signalen en de lange periode waarin die zich afspeelden aanleiding om bij deze voorwaardelijke straf een proeftijd van drie jaar te stellen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 (zestig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 (dertig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter,
mr. A.B. Scheltema Beduin en mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 februari 2025.
Mr. L.W. Boogert is niet in de gelegenheid het vonnis te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2021 tot en met 6 oktober 2021 te
[plaats] , in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, een of
meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft ge(tong)zoend en/of
- meermalen, altans eenmaal, de billen van die [slachtoffer] heeft betast en/of daarin
heeft geknepen;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 25 juni 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, telkens
- afbeeldingen, en/of
- een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (Samsung S22),
bevattende afbeeldingen, te weten foto’s van seksuele gedragingen, waarbij iemand
die
kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of
schijnbaar is betrokken, heeft verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door
middel van een
geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de
toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
- het betasten en/of aanraken van de penis van een (ander) persoon door een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met vingers
en/of hand,
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de
leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon poseert in een
onnatuurlijke houding en/of (waarna) door de (onnatuurlijke) pose en/of de
uitsnede van de foto’s/films en/of door het camerastandpunt nadrukkelijk de
(ontblote) geslachtsdelen, borsten
en/of billen in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus telkens een
onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
( art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht )