6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op 1 december 2024. Hij verbleef die dag samen met één ander persoon in de woning van het slachtoffer. Die avond hebben verdachte en het slachtoffer besloten om cocaïne te gebruiken, waarna zij later op de avond beiden LSD hebben gebruikt. Verdachte kreeg hierdoor waanbeelden en kreeg het idee dat het slachtoffer zijn moeder iets wilde aandoen. Dit heeft ertoe geleid dat verdachte vlak voor middernacht met een koksmes naar de slaapkamer van het slachtoffer is gegaan. Hij heeft het slachtoffer vervolgens in zijn kamer aangevallen en meerdere malen met het mes in zijn hoofd en nek gestoken en gesneden. De derde persoon in de woning heeft uiteindelijk de volgende dag de politie gebeld. De politie heeft zowel verdachte als het slachtoffer bebloed aangetroffen.
Verdachte heeft het slachtoffer onverwachts aangevallen terwijl hij zich in zijn eigen woning bevond, een plek waar hij zich bij uitstek veilig moet voelen. Daar komt bij dat verdachte een vriend van hem was, die dat weekend als gast bij hem mocht verblijven. Het drugsgebruik heeft eraan bijgedragen dat de goede sfeer die er kennelijk heerste eerder die avond compleet is omgeslagen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen, met name LSD, kan leiden tot een verergering van psychische problematiek, waar verdachte op dat moment al mee kampte. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van LSD kan leiden tot hallucinaties. Verdachte kampt al jarenlang met psychotische ontregelingen vanwege drugsgebruik en weet dat hij op dat vlak kwetsbaar is. Uit de verklaring van verdachte ter zitting is gebleken dat hij zich desondanks geheel niet had verdiept in de effecten van LSD alvorens hij die drugs innam en is vervolgens na het innemen de controle over zijn handelen grotendeels verloren. De rechtbank neemt verdachte deze gedragingen kwalijk.
Het handelen van verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft fors letsel opgelopen, te weten 7 steek- dan wel snijwonden en meerdere schedeldakfracturen. Hij heeft 39 hechtingen gekregen. Uit de door het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat hij nog altijd kampt met de psychische en lichamelijke gevolgen van de geweldshandelingen. Hij heeft onder andere ontsierende littekens op zijn gezicht en nek overgehouden aan het geweld. Door die littekens wordt hij telkens geconfronteerd met de gebeurtenissen van die avond. Daarnaast worden zijn angstgevoelens versterkt doordat het geweld in zijn woning heeft plaatsgevonden. Hij ervaart hierdoor herbelevingen, voelt zich niet meer veilig in zijn woning en heeft daar een tijd lang niet durven te verblijven. Bovendien is er aan de woning veel schade ontstaan door het bloed, waardoor hij zijn woning heeft moeten herstellen. Dit alles heeft nog steeds de nodige impact op het leven van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze gevoelens, maar ook psychische gevolgen van het gepleegde geweld nog gedurende langere tijd kunnen aanhouden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het rapport van psychiaters [psychiater 1] en [psychiater 2] van 28 maart 2025. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en een stoornis in het gebruik van cocaïne. Die problematiek was ook aanwezig ten tijde van het bewezenverklaarde. Verdachte is door gebruik van middelen psychotisch ontregeld. Binnen deze psychotische ontregeling was hij zeer vermoedelijk voor een groot deel in beslag genomen door waanachtige overtuigingen, maar uit zijn gedragingen blijkt wel van enig bewustzijn van de situatie. Om die reden wordt geadviseerd om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op recidive op een soortgelijk feit wordt door de psychiaters ingeschat als matig wanneer de problematiek onvoldoende wordt aangepakt en behandeld. Gelet op de diagnose, is het wenselijk om in te zetten op detoxificatie, stabiliteit van het psychiatrische toestandsbeeld en behandelmotivatie voor de verslavingsproblematiek met vooral veel aandacht voor langdurige abstinentie, structuur en begeleiding binnen begeleid wonen. Door de psychiaters wordt daarom voorgesteld om te starten met behandeling in een forensische verslavingskliniek, waar er aandacht is voor passende begeleiding en effectiefrisicomanagement. Zij adviseren om behandeling plaats te laten vinden binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, waarbij het dus noodzakelijk geacht wordt om de behandeling te laten starten binnen een klinische setting.
Op grond van de bevindingen van de psychiaters, die de rechtbank overneemt, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het rapport van de reclassering van 19 mei 2025. Zij schat het risico op recidive op een soortgelijk feit in de toekomst in als gemiddeld tot hoog, omdat de problematiek van verdachte nog niet grondig is aangepakt. Verdachte is in de toekomst gebaat bij praktische ondersteuning op alle leefgebieden en intensieve ondersteuning om psychische decompensatie te voorkomen. Verdachte is reeds aangemeld en geaccepteerd bij [GGZ-instelling], waar hij kan starten met een klinische opname. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een drugsverbod. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Straf
Gelet op de aard en ernst van het feit en de gevolgen die het feit voor het slachtoffer heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat met niets anders kan worden volstaan dan met oplegging van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank, naast dat zij rekening heeft gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht geslagen op de problematiek van verdachte en de omstandigheid dat het feit aan hem verminderd kan worden toegerekend. De rechtbank is daarom van oordeel dat de op te leggen gevangenisstraf lager dient te zijn dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op het advies van de psychiaters en de reclassering, acht de rechtbank het wel van groot belang dat verdachte, die kampt met forse problematiek, passende hulpverlening krijgt en in de toekomst gedurende langere tijd wordt begeleid en ondersteund door de reclassering. Het is daarnaast van belang dat er zo spoedig mogelijk gestart gaat worden met een klinische opname in een kliniek, waarvoor reeds een indicatiestelling is afgegeven. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en een contact- en locatieverbod.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar passend en geboden is en zal dit ook aan verdachte opleggen. De rechtbank legt dit voorwaardelijk strafdeel op om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering in het rapport van 19 mei 2025 zijn geadviseerd, met aanvullend een contactverbod met aangever en een locatieverbod voor het eiland [plaats], waar het slachtoffer woonachtig is. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaar verbinden. Een proeftijd van 3 jaar is wenselijk gelet op de aard van de problematiek en de te verwachten noodzakelijke duur van de hulpverlening. Verdachte zal voor een langere periode aan zijn problemen moeten werken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachte uit het niets dergelijk geweld heeft gebruikt en het risico op een soortgelijk feit volgens de deskundigen in de toekomst aanwezig is zolang de problematiek van verdachte niet behandeld is. De rechtbank zal daarom bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.