4.3.2De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feitelijke toedracht
Aan de hand van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 30 oktober 2022 reed verdachte als bestuurder van een taxibus op de Lunetstraat in Breda in de richting van het centrum.
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) is, op de fiets, de Lunetstraat vanaf de Ravelijnstraat overgestoken in de richting van de Meidoornstraat. Verdachte reed vervolgens het kruispunt over. Aan de overzijde van het kruispunt is verdachte met zijn auto in botsing gekomen met de overstekende [slachtoffer], die zich op dat moment op de fietsoversteekplaats ter hoogte van de linkerrijstrook van de Lunetstraat begaf.
Ten gevolge van de aanrijding is [slachtoffer] diezelfde dag in het [ziekenhuis] aan zijn verwondingen overleden.
Uit het forensisch onderzoek blijkt dat geen omgevingsfactoren van invloed zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. Verder gaf het adem- en speekselonderzoek geen aanwijzing dat verdachte onder invloed was van alcohol of drugs.
Analyse snelheid en verkeerslichten
De toegestane snelheid op de Lunetstraat betreft 50 kilometer per uur. Bij de analyse van het verkeersongeval is aan de hand van in de weg liggende detectielussen een indicatieve berekening gemaakt van de snelheid waarmee verdachte voorafgaand aan de aanrijding heeft gereden. Hieruit volgt dat verdachte het kruispunt Lunetstraat – Meidoornstraat, waar het ongeval heeft plaatsgevonden, met een gemiddelde indicatieve snelheid tussen de 97 kilometer per uur en 109 kilometer per uur heeft genaderd. Uit de analyse blijkt tevens dat het verkeerslicht van verdachte, op het moment dat hij met zijn taxibus de stopstreep passeerde, minimaal 1 minuut en 9,3 seconden op rood stond. Het verkeerslicht van [slachtoffer] straalde op het moment dat hij de stopstreep van het fietspad passeerde minimaal 1,9 seconden groen licht uit.
Daarnaast volgt uit de VRI-analyse dat verdachte het kruispunt Lunetstraat – Slingerweg, dat vlak voor het kruispunt Lunetstraat – Meidoornstraat ligt, heeft genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid tussen de 90 kilometer per uur en 100 kilometer per uur, waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur is toegestaan en waarbij hij de stopstreep passeerde, terwijl de voor zijn rijrichting geldende verkeerslichten minimaal
1. minuut en 7,5 seconden rood licht uitstraalden.
Verder blijkt uit de analyse van de Taxameter dat verdachte die nacht met een gemiddelde snelheid van 154 kilometer per uur gereden heeft gereden over de A16 en vervolgens met een gemiddelde snelheid van 94,2 kilometer per uur heeft gereden over de Backer en Ruebweg.
Causaliteit
Dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van zijn door het verkeersongeval opgelopen verwondingen lijdt op grond van het schouwverslag geen twijfel. Verder is de rechtbank op grond van de hiervoor vastgestelde feitelijke toedracht van oordeel dat sprake is van een causaal verband tussen de vastgestelde gedragingen van verdachte en het verkeersongeval. Doordat verdachte de maximumsnelheid aanzienlijk heeft overschreden en niet is gestopt voor een rood uitstralend verkeerslicht, heeft hij zijn snelheid niet tijdig kunnen aanpassen of zijn voertuig tot stilstand kunnen brengen, met als gevolg dat hij tegen het fietsende slachtoffer is aangereden.
De mate van schuld aan het ongeval
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te kunnen komen, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. Om te beoordelen of sprake is van schuld komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Bij de vaststelling van de mate waarin de verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend (de lichtste vorm van schuld), zeer onvoorzichtig en/of onoplettend (de middelste vorm van schuld) en roekeloos rijgedrag (de zwaarste vorm van schuld). Alle drie de vormen van schuld zijn in dit geval ten laste gelegd. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) De verkeersregels
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte op 30 oktober 2022 op meerdere momenten de maximumsnelheid aanzienlijk heeft overschreden en dat hij op het kruispunt Lunetstraat – Meidoornstraat zijn snelheid niet zodanig aan de verkeerssituatie heeft aangepast dat hij zijn voertuig tijdig tot stilstand kon brengen. Vervolgens is verdachte kort na elkaar door twee rood uitstralende verkeerslichten gereden en heeft hij de van links komende [slachtoffer], die door een groen uitstralend verkeerslicht reed, geen voorrang verleend. Voornoemde gedragingen zijn gedragingen die in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk zijn genoemd als overtredingen van de verkeersregels. Het staat daarmee vast dat verdachte meerdere verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, WVW heeft geschonden.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Verdachte heeft met een aanzienlijk hogere snelheid dan is toegestaan gereden en is vervolgens door twee verkeerslichten gereden, die beide minimaal één minuut lang op rood stonden. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank in ernstige mate zeer belangrijke verkeersregels geschonden. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat verdachte een ervaren beroepschauffeur van een taxi is. Van een professionele verkeersdeelnemer mag een hogere mate van oplettendheid en zorg worden verwacht.
c) Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij de beantwoording van de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels, moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in onderlinge samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Verdachte heeft verklaard dat hij het rood uitstralende verkeerslicht niet heeft gezien. Hij dacht groen licht te hebben gehad. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij in zijn beleving minder hard reed dan de uit de VRI-analyse naar voren gekomen snelheden.
De rechtbank is van oordeel dat het gedurende lange tijd rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan is toegestaan en het tweemaal passeren van verkeerslichten die al geruime tijd rood uitstraalden, niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Deze gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bovendien niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte daarmee de verkeersregels opzettelijk heeft geschonden. De rechtbank betrekt hierbij dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij regelmatig over de Lunetstraat reed en hij dus de verkeerssituatie ter plaatse goed zou moeten kennen. Desalniettemin is verdachte met deze snelheid, door het rode licht, het kruispunt opgereden terwijl andere verkeersdeelnemers konden oversteken.
d) Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
Om vast te kunnen stellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Door het rijgedrag van verdachte was een groot gevaar voor het leven van anderen te duchten, welk gevaar zich in dit geval ook heeft verwezenlijkt.
Conclusie
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte tot het verkeersongeval heeft geleid en dat dit is aan te merken als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.