ECLI:NL:RBZWB:2025:5835

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/429782 / JE RK 24-2242
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 5 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. Tijdens de zitting zijn de minderjarigen gehoord over hun mening en ervaringen met betrekking tot de huidige situatie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de ondertoezichtstelling van de kinderen eerder is ingesteld en verlengd. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, omdat de hulpverlening en de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen nog in ontwikkeling zijn. De kinderrechter heeft de positieve ontwikkelingen in de omgang tussen de kinderen en de moeder erkend, maar ook zorgen geuit over de communicatie tussen de ouders, die nog steeds moeizaam verloopt.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 11 februari 2026, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zodat de hulpverlening en de omgangsregeling verder kunnen worden gemonitord. De kinderrechter benadrukt het belang van een goede samenwerking tussen de ouders en de GI om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/429782 / JE RK 24-2242
Datum uitspraak: 5 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A. Apistola te Zwijndrecht,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 7 februari 2025 en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
  • de briefrapportage van de GI met bijlagen van 23 juli 2025, ontvangen op 23 juli 2025.
1.2.
Op 5 augustus 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 11 juni 2021 zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 11 juni 2021 en tot 11 december 2021. Deze maatregel is vervolgens steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 7 februari 2025, tot 11 augustus 2025 onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 17 oktober 2024 is
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals vastgelegd in de beschikking van de
rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 11 juli 2022 gewijzigd als volgt:
- er vindt vanaf 25 oktober eenmaal per twee weken gedurende 1,5 uur begeleide omgang
plaats tussen de moeder en de minderjarigen;
- dit begeleide omgangsmoment moet uiterlijk donderdag om 12.00 uur in de week van
het contactmoment door beide ouders worden bevestigd;
- de GI krijgt de bevoegdheid om verdere invulling van de zorg- en contactregeling tussen
de moeder en de minderjarigen – onder haar regie – voor wat betreft de locatie, de duur,
de frequentie en de mate/vorm van begeleiding nader vorm te geven en zo nodig uit te
breiden indien dit passend is in het belang van de minderjarigen.
2.4.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] wonen bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek, namelijk over de periode van 11 augustus 2025 en tot 11 februari 2026.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De bezoeken tussen de moeder en de kinderen verlopen goed en de kinderen vinden het contact met de moeder fijn. De bezoekmomenten zijn uitgebreid naar onbegeleide bezoekmomenten en de bezoeken zullen ook gaan plaatsvinden bij de moeder in [woonplaats 1] . De kinderen zullen hierbij ook een nachtje bij de moeder gaan slapen. De GI maakt zich nog wel zorgen over hoe dit zal ontwikkelen. Daarnaast maakt de GI zich zorgen over hoe de ouders het ouderschap in de toekomst weer samen gaan vormgeven. De komende periode vindt de GI het van belang dat er onderzocht gaat worden wat een haalbare omgangsregeling is tussen de moeder en de kinderen. Daarnaast is het belangrijk dat de hulpverlening die is ingezet vanuit [jeugdzorg] verder wordt gemonitord. De GI ziet een positieve lijn hoe de kinderen zich ontwikkelen en hoopt binnen een half jaar tot een afsluiting van de ondertoezichtstelling te komen.
4.2.
De advocaat van de moeder refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter. Het is op dit moment nog te pril om de ondertoezichtstelling af te sluiten. Het is positief dat de kinderen goed in hun vel zitten en dat zij goed contact hebben met de moeder. De moeder vindt het fijn dat de omgang wordt uitgebreid en dat er ook sprake is van onbegeleide omgang. De komende periode moet nog wel aandacht besteed worden aan hoe de overdracht vorm gegeven moet worden, nu dit de ouders onderling niet lukt. Er zijn al veel stappen gezet, maar de ouders zitten op dit moment nog midden in het hulpverleningstraject. Het is dan ook belangrijk dat er de komende tijd wordt toegewerkt naar een afsluiting van de ondertoezichtstelling. Het traject wordt vormgegeven aan de hand van parallel solo ouderschap en dit is volgens de advocaat ook realistisch. Het lukt de ouders niet om te communiceren met elkaar.
De moeder licht toe dat zij de ondertoezichtstelling en de stappen die hierin worden gezet (met name ten aanzien van de uitbreiding van de omgang), lang vindt duren. De moeder ziet in dat er nog stappen gezet moeten worden en daarom frustreert het haar dat het niet zo snel gaat als zij had gehoopt. Verder geeft de moeder aan dat zij veel aan zichzelf heeft gewerkt, maar dat al deze verschillende gesprekken met verschillende hulpverleningsinstanties haar te veel worden. Zij vindt de ondertoezichtstelling erg belastend.
4.3.
De vader staat achter het verzoek van de GI. Hij licht toe dat het goed gaat met de kinderen. Zeker in vergelijking met een half jaar geleden. De kinderen ervaren fijn contact met de moeder. De vader vindt dit positief. De vader ervaart geen problemen in de samenwerking met [jeugdzorg].
4.4.
In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 1] aangegeven dat het goed met haar gaat. Het gaat goed bij haar vader thuis. Wel mist zij haar moeder. Zij vindt het fijn dat het contact met de moeder weer wordt opgebouwd en het liefst zou zij terug willen naar de oude weekendregeling. Volgende week gaat [minderjarige 1] een nachtje bij haar moeder in [woonplaats 1] slapen. Hier heeft zij veel zin in. Ook heeft zij regelmatig contact met haar moeder via videobellen. Verder geeft [minderjarige 1] aan dat het goed gaat op school. [minderjarige 1] zou het fijn vinden als de jeugdbeschermer langer betrokken blijft.
4.5.
[minderjarige 2] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met hem gaat. Hij zou het fijn vinden als de jeugdbeschermer langer betrokken blijft. Het gaat goed bij de vader thuis en op school. [minderjarige 2] heeft geen last meer van woedeaanvallen en conversies. Het contact met zijn moeder verloopt goed. Hij gaat binnenkort een nachtje bij zijn moeder slapen. Hier is [minderjarige 2] erg blij mee. Hij zou graag willen dat de oude regeling weer zou gelden, waarbij [minderjarige 2] om het weekend zijn moeder ziet. Tot slot heeft [minderjarige 2] aangegeven dat hij het fijn vindt dat de omgangsbegeleider meegaat naar [woonplaats 1] .

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal derhalve het resterende deel van het verzoek van de GI toewijzen en de ondertoezichtstelling verlengen tot 11 februari 2026. De kinderrechter licht dit als volgt toe.
5.3.
De kinderrechter wil allereerst benadrukken dat er in de afgelopen periode positieve stappen zijn gezet. In februari 2025 is hulpverlening vanuit [jeugdzorg] gestart in het gezin. Voor [minderjarige 2] is er PMT ingezet en voor [minderjarige 1] speltherapie. Dit verloopt goed en de kinderen ervaren meer rust. Daarnaast zijn de bezoekmomenten tussen de moeder en de kinderen uitgebreid naar onbegeleide bezoekmomenten en worden er ook bezoeken gepland (met overnachting) bij de moeder thuis in [woonplaats 1] . De kinderrechter vindt het positief dat de contacten goed verlopen en dat er uitgebreid gaat worden.
5.4.
Ondanks de positieve ontwikkelingen maakt de kinderrechter zich nog zorgen. Er is namelijk nog geen verbetering gekomen in de moeizame verstandhouding tussen de ouders. Er is nog steeds sprake van wantrouwen over en weer, waardoor er geen sprake is van communicatie en een constructieve samenwerking. Met de ouders is besproken dat het traject vormgegeven gaat worden aan de hand van parallel solo ouderschap. Dit houdt in dat beide ouders kijken naar hun eigen invloedsfeer, zodat zij ieder op een goede manier voor de kinderen kunnen zorgen zonder al te veel contact te moeten hebben met de andere ouder. Om zo veel mogelijk conflicten te vermijden, moet in kaart worden gebracht welke basisafspraken noodzakelijk zijn en wat er nodig is om dit te realiseren. De komende periode moet hieraan gewerkt worden, zodat de ouders via vaste patronen het noodzakelijke met elkaar kunnen bespreken en regelen. De kinderrechter ziet dat beide ouders erg belangrijk zijn voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en dat de kinderen hun beide ouders nodig hebben. Het is dus in het belang van de kinderen dat deze afspraken er komen zodat de kinderen niet verder klem komen te zitten en zij geen spanningen ervaren. Daarnaast vindt de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk zodat de reeds ingezette hulpverlening verder gemonitord kan worden en zodat de bezoeken tussen de kinderen en de moeder onder regie van de GI worden uitgebreid. Binnenkort gaan de kinderen overnachten bij de moeder in [woonplaats 1] . De kinderrechter vindt het belangrijk dat hier zicht op blijft. Ook moet onderzocht worden wat een haalbare omgangsregeling is tussen de moeder en de kinderen. Daarnaast moet aandacht besteed worden aan hoe de overdracht (in de toekomst) moet geschieden, nu het de ouders onderling niet lukt om de overdracht vorm te geven. Gelet op het voorgaande is het noodzakelijk dat ook in de komende periode hulp en regie in een gedwongen kader wordt ingezet.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , met ingang van 11 augustus 2025 en tot 11 februari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 25 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.