ECLI:NL:RBZWB:2025:5847

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/438553 / FA RK 25-4080
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie voor betrokkene met psychotische belevingen

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden aan betrokkene, geboren in 1989, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat er sprake is van recidiverende psychotische belevingen bij onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene onvoldoende intrinsieke motivatie heeft voor vrijwillige zorgverlening, aangezien zij aangeeft medicatie te willen nemen om problemen met de GGZ te voorkomen, maar niet overtuigd is van de noodzaak van de medicatie.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de ernstige gevolgen van de psychische stoornis, waaronder zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat de gevraagde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen. De zorgmachtiging is verleend tot en met 14 augustus 2026, waarbij de rechtbank ook heeft bepaald dat betrokkene periodiek contact moet hebben met haar ambulant behandelteam.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2025 door rechter Meyboom, in aanwezigheid van griffier Vos, en op schrift gesteld op 28 augustus 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/438553 / FA RK 25-4080
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
Beschikking zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
wonend in [plaats],
advocaat: mr. J. van Rooijen uit Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 augustus 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2025 in de accommodatie van [accommodatie] te [plaats] . Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • waarnemend casemanager, mevrouw [persoon 1] ,
  • psycholoog, mevrouw [persoon 2] .

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft op 25 september 2024 een zorgmachtiging verleend tot en met 25 september 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden met de volgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene brengt, samengevat, naar voren dat het niet goed gaat met haar. Zij heeft slecht geslapen en wordt steeds zwakker. GGZ zegt dat het beter met haar gaat, maar dit is niet zo. Betrokkene vindt het emotioneel gezien moeilijk dat er een zorgmachtiging nodig is. Zij wil geen gedwongen zorg, omdat dit niet goed voelt. Betrokkene wil vrijwillig in zorg zijn. Zij heeft geen problemen met het onderhouden van contact met het FACT en neemt haar medicatie in, ook al heeft deze geen effect. Desgevraagd geeft betrokkene aan haar medicatie te nemen, om verdere problemen en discussies met GGZ te voorkomen. Hiervoor heeft betrokkene namelijk geen energie meer. Ook wil betrokkene geen medicatie via een injectie. Daarom is zij akkoord met orale medicatie.
4.2.
De casemanager zegt dat er met betrokkene een verschil van mening bestaat over de vraag of haar klachten een lichamelijke of psychische oorzaak hebben en daarmee of de huidige medicatie nodig is. Uit het verleden blijkt dat wanneer betrokkene geen medicatie gebruikt, dit tot zelfverwaarlozing leidt. De medicatie heeft wel effect. Betrokkene is dan beter in contact. Die situatie moet behouden blijven. Wanneer er geen zorgmachtiging is, bestaat de vrees dat betrokkene met haar medicatie zal stoppen en zij terugvalt in oude patronen. De verzochte vormen van zorg zijn dan ook noodzakelijk.
4.3.
De psycholoog vult hierop nog aan dat de discussie over medicatiegebruik zal toenemen als er geen zorgmachtiging is. Nu is betrokkene goed met het FACT in contact en dat komt vanwege de medicatie.
4.4.
De advocaat voert, samengevat, het volgende aan. Betrokkene heeft geen problemen met het gebruik van de medicatie en met het houden van contact met het FACT. Dit heeft zij eerder ook al aangegeven. Betrokkene hoopt dat de rechtbank nu voldoende vertrouwen in haar heeft en dat zij de zorg in een vrijwillig kader kan voortzetten. Betrokkene is nu goed in contact, is verhuisd en wil verder met de medicatie. Het is aan de rechtbank om te beoordelen of de vrijwilligheid van betrokkene voldoende bestendig is, waarbij hij ook wijst op het plan van aanpak dat betrokkene heeft opgesteld. Dat betrokkene het nut van medicatie niet inziet, wil niet zeggen dat zij geen medicatie gebruikt. De advocaat verzoekt om het verzoek af te wijzen en betrokkene een kans te geven om zich te bewijzen zonder dat er sprake is van een zorgmachtiging.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van twaalf maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Vorig jaar is betrokkene opgenomen geweest op de MPU in verband met de vraag of de klachten van betrokkene een lichamelijke oorzaak hebben. Toen zijn geen lichamelijke oorzaken geconstateerd. De rechtbank volgt daarom de medische verklaring en het zorgplan dat bij betrokkene sprake is van recidiverende psychotische belevingen bij onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten.
5.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
5.4.
De rechtbank neemt daarbij onder andere in aanmerking dat sprake is van zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Begeleiders vanuit [organisatie] en [accommodatie] vinden de situatie van betrokkene zorgelijk door het ontbreken van adequate zelfzorg en het afvallen in gewicht. Betrokkene heeft geen sociale contacten of daginvulling.
5.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.6.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene is ervan overtuigd dat zij geen psychische klachten, maar somatische klachten heeft. Ook is zij niet overtuigd van de werking van medicatie. Op basis daarvan heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat er met betrokkene behandelafspraken zijn te maken over zorgverlening in het vrijwillig kader, ondanks dat betrokkene zegt haar medicatie in te zullen blijven nemen. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het betrokkene aan de juiste intrinsieke motivatie. Betrokkene wil alleen haar medicatie nemen om discussies en problemen met GGZ te voorkomen en geen medicatie geïnjecteerd te krijgen. De vrees bestaat dan ook dat wanneer er geen zorgmachtiging meer is, betrokkene toch haar medicatie zal staken en zij terugvalt. Daarom is verplichte zorg nodig.
5.7.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
5.7.1
De rechtbank bepaalt daarbij dat onder ‘het aanbrengen van beperkingen
in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten’ moet worden verstaan dat betrokkene periodiek contact heeft met haar ambulant behandelteam en zij de door hen gegeven aanwijzingen opvolgt. Het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen is niet noodzakelijk.
5.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.9.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en haar omgeving.
5.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] , wat inhoudt dat de volgende maatregelen kunnen worden toegepast:
- het toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, zoals is weergegeven onder rechtsoverweging 5.7.1;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 augustus 2026;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2025 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos, als griffier, en op schrift gesteld op 28 augustus 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.