Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden aan betrokkene, geboren in 1989, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat er sprake is van recidiverende psychotische belevingen bij onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene onvoldoende intrinsieke motivatie heeft voor vrijwillige zorgverlening, aangezien zij aangeeft medicatie te willen nemen om problemen met de GGZ te voorkomen, maar niet overtuigd is van de noodzaak van de medicatie.
De rechtbank heeft in haar beoordeling de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de ernstige gevolgen van de psychische stoornis, waaronder zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat de gevraagde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen. De zorgmachtiging is verleend tot en met 14 augustus 2026, waarbij de rechtbank ook heeft bepaald dat betrokkene periodiek contact moet hebben met haar ambulant behandelteam.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2025 door rechter Meyboom, in aanwezigheid van griffier Vos, en op schrift gesteld op 28 augustus 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.