ECLI:NL:RBZWB:2025:5870

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
11824489 \ VV EXPL 25-65 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontruiming huurwoning wegens ernstige vervuiling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Laurentius, de verhuurder, en de bewindvoerders van de huurder, [rechthebbende]. Laurentius vorderde ontruiming van de huurwoning vanwege ernstige vervuiling die schade aan het gehuurde oplevert. De huurder, [rechthebbende], huurt sinds 17 juni 2016 de woning en heeft in het verleden al te maken gehad met hulpverlenende instanties. De woning is in 2023 professioneel gereinigd, maar is sindsdien opnieuw ernstig vervuild. De kantonrechter oordeelde dat Laurentius een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat de vervuiling schade toebrengt aan de woning. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van één week na betekening van het vonnis. De vordering tot betaling van toekomstige huur werd afgewezen, omdat deze niet opeisbaar was. De bewindvoerders werden veroordeeld in de proceskosten van € 961,04. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J. Ebben.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11824489 \ VV EXPL 25-65
Vonnis in kort geding van 1 september 2025
in de zaak van
LAURENTIUS,
te Breda,
eisende partij,
hierna te noemen: Laurentius,
gemachtigde: mr. Y.F. Rijswijk,
tegen
1.
[bewindvoerder 1], WERKZAAM BIJ KUBUS BEWINDVOERING V.O.F., IN DE HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN VAN [rechthebbende],
te [plaats],
2.
[bewindvoerder 2], WERKZAAM BIJ KUBUS BEWINDVOERING V.O.F., IN DE HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN VAN [rechthebbende],
te [plaats],
gedaagde partijen,
hierna te noemen: de bewindvoerders en [rechthebbende],
gemachtigde: mr. F. Ergec.

1.De zaak in het kort

[rechthebbende] huurt een woning van Laurentius. Laurentius wil dat die woning wordt ontruimd. De kantonrechter wijst dit toe. Ook vraagt Laurentius betaling van de huur vanaf september 2025. Dit wijst de kantonrechter af. De beslissingen worden hieronder uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 21
- de brief van mr. Ergec van 14 augustus 2025 met productie 1
- de brief van mr. Ergec van 15 augustus 2025 met producties 2 tot en met 4
- de e-mail van mr. Rijswijk van 15 augustus 2025 met productie 22
- de mondelinge behandeling van 18 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij mr. Ergec pleitnotities heeft overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[rechthebbende] huurt sinds 17 juni 2016 van Laurentius de woning aan [adres] in [plaats] (hierna: de woning), tegen een huurprijs van laatstelijk € 681,32 per maand. Op de huurovereenkomst zijn de Huurvoorwaarden van Laurentius van toepassing.
3.2.
Sinds in ieder geval 2020 zijn er verschillende (hulpverlenende) instanties betrokken bij [rechthebbende].
3.3.
Begin 2023 bleek de woning ernstig vervuild. Op 20 april 2023 is de woning daarom professioneel gereinigd. [rechthebbende] heeft hiervoor € 1.000,- betaald en de gemeente [plaats] en Laurentius hebben de overige kosten betaald.
3.4.
Al na een paar maanden bleek de woning opnieuw ernstig vervuild en dit is nog steeds zo.
3.5.
Op 18 augustus 2023 is een bewind ingesteld over alle (toekomstige) goederen van [rechthebbende], met benoeming van [bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] tot bewindvoerders.
3.6.
Door Laurentius ingeschakelde partijen (rioolbedrijf en aannemer) hebben laten weten geen werkzaamheden te kunnen c.q. te willen uitvoeren zolang de woning ernstig is vervuild.
3.7.
De gemeente Breda heeft het recht van [rechthebbende] op bijstand per 23 mei 2025 ingetrokken. [rechthebbende] heeft inmiddels een nieuwe bijstandsuitkering aangevraagd. Daarop is nog niet beslist.
3.8.
Op 23 juni 2025 hebben de buren van [rechthebbende] bij Laurentius melding gemaakt van stankoverlast door [rechthebbende].
3.9.
De bewindvoerders hebben, naar aanleiding van een brief van Laurentius, een machtiging van de kantonrechter gevraagd om de huurovereenkomst te mogen opzeggen. De kantonrechter heeft deze machtiging verleend, maar de bewindvoerders hebben de huurovereenkomst toch niet opgezegd.
3.10.
Tot 1 augustus 2025 had [rechthebbende] een verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd. Op 24 juli 2025 heeft hij een verlenging van die vergunning aangevraagd bij de IND. Ook die aanvraag loopt nog.

4.Het geschil

4.1.
Laurentius vordert samengevat - ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis en betaling van de huur vanaf september 2025 en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
De bewindvoerders voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van Laurentius in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van de bewindvoerders in de proceskosten. Voor het geval de gevorderde ontruiming toch wordt toegewezen, verzoeken de bewindvoerders om een ontruimingstermijn van zes maanden.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Het spoedeisend belang
5.1.
Omdat het hier gaat om een kort geding moet eerst worden beoordeeld of Laurentius een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
5.2.
De woning is dusdanig vervuild dat dat schade oplevert aan de woning. De kantonrechter is daarom van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang. Laurentius kan dus in haar vordering worden ontvangen.
De vordering tot ontruiming
5.3.
Toewijzing in kort geding van een vordering tot ontruiming van een woning is een ingrijpende maatregel, die diep ingrijpt in het woonrecht van de huurder en die in de praktijk vaak tot praktisch onomkeerbare gevolgen zal leiden. Een vordering tot ontruiming van een woning in kort geding kan daarom in beginsel slechts worden uitgesproken als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden en de ontruiming van de woning zal uitspreken.
5.4.
[rechthebbende] is verplicht om zich als een goed huurder te gedragen. [1] Dit betekent onder andere dat hij de woning goed moet onderhouden en geen (stank)overlast mag veroorzaken. Uit de door Laurentius overgelegde foto’s en filmpjes blijkt dat de woning ernstig is vervuild. [rechthebbende] heeft dit ook niet weersproken. Daarmee is hij ernstig tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.
5.5.
Iedere tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst aan de kant van [rechthebbende] rechtvaardigt de ontbinding daarvan door Laurentius. Dit is alleen anders als de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [2] Van die uitzondering is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. De woning is ernstig vervuild en dit levert schade op aan de woning. Door/namens [rechthebbende] is (in aanloop naar de kort geding zitting) ook niets gedaan om de situatie in zijn woning te verbeteren. Bovendien is het ook niet de eerste keer dat de woning zo ernstig is vervuild. In 2023 is de woning om die reden professioneel gereinigd, waarbij Laurentius en de gemeente Breda een deel van de kosten hebben gedragen.
5.6.
Bij de beoordeling weegt verder mee dat niet is gesteld welke medische problematiek er bij [rechthebbende] zou spelen en dat iedereen het erover eens is dat hij niet zelfstandig kan wonen. Ook is niet gesteld of gebleken dat het niet hebben van een woning in de weg staat aan het door Bemoeizorg voorgestane traject van een opname op een observatieafdeling en het vinden van een passende plek voor beschermd wonen.
5.7.
Dat [rechthebbende] zichzelf ongeschikt vindt voor een verblijf in de Dak- en thuislozenopvang is ook onvoldoende voor de conclusie dat zijn belang bij behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van Laurentius bij ontruiming.
5.8.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden en de ontruiming van de woning zal uitspreken. De in dit kort geding gevorderde ontruiming zal daarom worden toegewezen. Wat Laurentius voor het overige nog aan deze vordering ten grondslag heeft gelegd, hoeft daarom niet meer te worden besproken.
5.9.
De kantonrechter ziet aanleiding om de ontruimingstermijn op één week na betekening van het vonnis te stellen.
De vordering tot huurbetaling
5.10.
De vordering tot betaling van de huur vanaf september 2025 zal worden afgewezen. Het gaat om toekomstige en dus niet reeds opeisbare huurtermijnen en Laurentius heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de huur in de toekomst niet wordt betaald. Tot op heden is de huur steeds betaald. Uit het door de bewindvoerders als productie 4 overgelegde bankafschrift blijkt bovendien dat er voldoende geld op de rekening van [rechthebbende] staat om de huur tot en met oktober 2025 te kunnen betalen. Daarnaast heeft [rechthebbende] een nieuwe bijstandsuitkering aangevraagd.
Proceskosten
5.11.
De bewindvoerders zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Laurentius worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
961,04
5.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt de bewindvoerders om zorg te dragen dat [rechthebbende] binnen één week na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] in [plaats] ontruimt en verlaat, met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze niet het eigendom van Laurentius zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Laurentius zal stellen,
6.2.
veroordeelt de bewindvoerders in de proceskosten van € 961,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt de bewindvoerders tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad [3] ,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2025.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst.
2.Artikel 6:265 lid 1 BW.
3.Dit betekent dat de veroordelingen uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep zou worden gegaan tegen dit vonnis.