ECLI:NL:RBZWB:2025:5886

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
02-395284-24 en 03-161184-23 (vordering tenuitvoerlegging)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met geweld en belediging van medewerkers van zorginstelling en organisatie

Op 2 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belediging van medewerkers van een zorgloket en een organisatie. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in de PI Vught, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Assouiki. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, de beschuldigingen uiteenzette. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreigingen met geweld tegen een medewerkster van het zorgloket en medewerkers van een organisatie, alsook beledigingen via sociale media. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij hij onder andere bedreigingen had geuit met een kalashnikov en beledigende teksten had geplaatst op TikTok. De rechtbank nam de conclusies van deskundigen over die stelden dat de verdachte leed aan een psychotische stoornis en antisociale persoonlijkheidstrekken, wat invloed had op zijn gedragskeuzes. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, alsook een tbs-maatregel met voorwaarden, en een gedragsbeïnvloedende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat dit de behandeling van de verdachte zou kunnen doorkruisen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-395284-24 en 03-161184-23 (vordering tenuitvoerlegging)
vonnis van de meervoudige kamer van 2 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1986, te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Vught,
raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging met bovengenoemd parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode 7 december 2024 tot en met 9 december 2024 een medewerkster van [zorgloket] van [plaats] heeft bedreigd, dan wel die medewerkster door bedreiging met geweld heeft gedwongen hulp voor zijn moeder te regelen;
feit 2:in de periode 5 december 2024 tot en met 12 december 2024 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , beiden werkzaam bij [organisatie 1] , heeft bedreigd;
feit 3:op 5 december 2024 [slachtoffer 1] , werkzaam bij [organisatie 1] , heeft beledigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de drie tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte. Verdachte heeft alle feiten bekend, met uitzondering van het verzenden van het filmpje aan [organisatie 2] (bij de feiten 2 en 3). Verdachte verklaart dat hij het filmpje alleen op TikTok heeft gezet. De officier van justitie is van mening dat ook dit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] die expliciet heeft verklaard dat het filmpje aan [organisatie 2] is gestuurd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten. Voor de bewezenverklaring van het verzenden van het filmpje naar [organisatie 2] refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen voor de feiten 2 en 3 worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1:
Nu verdachte dit aan hem ten laste gelegde feit bekent en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- de aangifte van [aangever] , opgenomen op dossierpagina 11 en 12 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2024317873 van de politie Zeeland-West-Brabant;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 19 augustus 2025.
Feiten 2 en 3:
Verdachte heeft bekend een filmpje met de beledigende en bedreigende teksten, zoals deze ook zijn ten laste gelegd, op TikTok te hebben gezet. Hij heeft ontkend dat hij het filmpje ook naar [organisatie 2] heeft gestuurd. Gelet echter op de aangifte van [slachtoffer 2] waarin expliciet wordt vermeld dat het filmpje naar de begeleider van [organisatie 2] is gestuurd en waarin ook naar de inhoud ervan wordt verwezen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het filmpje niet alleen op TikTok heeft geplaatst, maar ook naar zijn begeleider van [organisatie 2] heeft gestuurd, waarna het ter kennis is gebracht aan medewerkers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van [organisatie 1] . Door het filmpje op TikTok te plaatsen en naar zijn begeleider van [organisatie 2] te sturen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de beledigende en bedreigende teksten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van [organisatie 1] daadwerkelijk zouden bereiken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Primair:
op tijdstippen in de periode 7 december 2024 tot en met 9 december 2024 te [plaats] , een medewerkster van [zorgloket] van [plaats] , heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, door die medewerkster van [zorgloket] via berichten de volgende woorden toe te voegen:
- "Ik kom met een kalashnikov naar het gemeentehuis en alloeh akbar" en
- "Fuck Nederland, Fuck kanker kaaskoppen. Als mij moeder dood gaat? Ik ga
Nederland opblazen met de raket. Ik kom met de kalashnikov naar de [plaats]
[plaats] we gaan het zien kanker Nederlanders jihad jihad",
2.
op tijdstippen in de periode 5 december 2024 tot en met 12 december 2024 te [plaats] , [slachtoffer 1] , toezichthouder bij de [organisatie 1] , en [slachtoffer 2] , Unitmanager [organisatie 1] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en/of
- de misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 Wetboek van Strafrecht,
en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- brandstichting,
- door die [slachtoffer 1] via een filmpje aan zijn begeleiding van [organisatie 2] en een
geplaatst filmpje op TikTok de volgende woorden toe te voegen "Elke keer die,
geloof mij ik douw die in je kont, neuk ik jou in je kont kanker [slachtoffer 1] " en/of
- door die [slachtoffer 1] via tussenkomst van zijn, verdachtes, begeleiding van [organisatie 2] , de
volgende woorden toe te voegen "Ik ga wraak nemen op mensen uit het verleden.
Hun hoofden ga ik op sterk water zetten en die potten wil ik op mijn kamer hebben"
en/of
- door die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] via een bericht aan zijn, verdachtes,
begeleiding van [organisatie 2] de volgende woorden toe te voegen "Ik ga [organisatie 1] opblazen
met een bom. Ze verneuken lichamen van patiënten",
3.
op tijdstippen op 5 december 2024 te [plaats] , opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] , toezichthouder bij de [organisatie 1] , ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door die [slachtoffer 1] via een filmpje aan zijn begeleiding van [organisatie 2] en een geplaatst filmpje op TikTok de volgende woorden toe te voegen - "He [slachtoffer 1] , ik wil jou één ding zeggen, fuck jou in je kankermoeder en jouw kanker DNA. Het is wel te zien dat je een racist bent van je achternaam [slachtoffer 1] " en
- "Ik fuck jullie allemaal jullie kankermoeder. Jullie zijn racisten. Jullie zijn mensen
die elkaar discrimineren. Buitenlanders discrimineren. Fuck jou [slachtoffer 1] . En die
drankje die je mij gaf" en
- "Kankerhoer. Hoerenkind. Zoek een leven. Zoek een leven kankerslet”
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Strafbaarheid van verdachte:
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte strafbaar is, slaat de rechtbank acht op de rapportages van psychiater prof. dr. [naam 1] van 9 mei 2025 en van klinisch psycholoog drs. [naam 2] van 6 mei 2025. Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen dat er bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en antisociale persoonlijkheidstrekken. De stoornissen waren volgens de deskundigen tijdens het plegen van de feiten aanwezig en beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Daarom wordt geadviseerd om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en komt op basis daarvan tot het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten verminderd moeten worden toegerekend aan verdachte.
Verdachte is voor het overige strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid - volledig - uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en daarnaast een tbs-maatregel met voorwaarden, te weten de voorwaarden die zijn geformuleerd in het reclasseringsrapport van 22 april 2024. Tevens vordert hij de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en vordert hij oplegging van een gedrag beïnvloedende maatregel (GVM) op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat tbs met voorwaarden passend is. Tbs met dwang-verpleging zou een te ver gaande maatregel zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse ernstige bedreigingen van een medewerker van [zorgloket] en medewerkers van [organisatie 1] , evenals de belediging van een medewerker van [organisatie 1] . Hij heeft zijn bedreigingen en beledigingen ook in een filmpje op TikTok geplaatst en daarmee in het openbaar deze medewerkers te schande gemaakt en bedreigd. Dit zijn vervelende en ernstige feiten, en is in het bijzonder kwalijk omdat het gaat om medewerkers die juist hulp willen bieden aan anderen en aan verdachte in het bijzonder.
Het strafblad
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in het verleden meermalen bedreigingen en beledigingen heeft gepleegd.
TBS-maatregel
Een belangrijke vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het noodzakelijk is om verdachte een tbs-maatregel op te leggen, al dan niet met voorwaarden. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
Voorop moet worden gesteld dat aan de formele vereisten is voldaan die de wet stelt aan de oplegging van een tbs-maatregel. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Daarnaast wordt bedreiging, zoals hier bewezenverklaard, in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht genoemd als een misdrijf waarvoor tbs kan worden opgelegd.
Door alle deskundigen die over verdachte hebben gerapporteerd, wordt het risico op vergelijkbaar delictgedrag ingeschat als hoog. Zij geven aan dat verdachte intensieve begeleiding en behandeling moet krijgen, wat eerst binnen een klinische setting zal moeten plaatsvinden. Een stevig en langdurig juridisch kader wordt noodzakelijk geacht om het risico op recidive te verminderen.
De psychiater en psycholoog hebben geadviseerd om verdachte TBS met voorwaarden op te leggen. De reclassering heeft op 16 juli 2025 een maatregelenrapport opgemaakt en hierin aangegeven dat zij geen voorstander is van een TBS met voorwaarden. De reclassering ziet onvoldoende mogelijkheden om aan de hand van voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Verdachte heeft meermaals laten zien zich niet te kunnen of willen houden aan bijzondere voorwaarden. Er is sprake van gering ziekte-inzicht en ook het probleembesef van verdachte is onvoldoende. Deskundige [naam 3] , reclasseringswerkster, heeft ter zitting bevestigd dat de reclassering nog immer negatief adviseert over tbs met voorwaarden. Zij heeft kennisgenomen van de verklaring van verdachte ter zitting dat hij nu wel heel gemotiveerd zou zijn om mee te werken, maar ziet desondanks geen mogelijkheden voor tbs met voorwaarden. Op de vraag van de rechtbank of, indien de tbs met voorwaarden toch passend wordt geacht, de door de reclassering in het rapport van 22 april 2024 geformuleerde voorwaarden nog onverkort aan de orde zijn, heeft de deskundige bevestigend geantwoord. Wel acht de reclassering het dan van belang dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend is de rechtbank met de psychiater en de psycholoog van oordeel dat tbs met voorwaarden het meest passend is. Verdachte heeft ter zitting gemotiveerd aangegeven waarom eerdere reclasseringscontacten en ambulante behandeling niet tot een gewenst behandelresultaat hebben geleid en hij toch weer strafbare feiten heeft gepleegd. Hij heeft aangegeven dakloos te zijn geraakt. Hij nam zijn medicatie niet goed in en kon niet terecht bij enige woonvoorziening. Hij is daarna weer drugs gaan gebruiken en toen is het mis gegaan. De ambulante behandeling kwam niet van de grond omdat verdachte geen dak boven zijn hoofd had. Verdachte geeft aan dat hij nu in de Penitentiaire Inrichting goed functioneert, zijn medicatie goed inneemt en dat hij zeer gemotiveerd en bereid is om mee te werken aan een tbs met voorwaarden. Hij is zich ervan bewust dat hij een klinische behandeling nodig heeft en dat dit veel van hem gaat vragen.
Voorts wordt met de in het rapport geformuleerde voorwaarden een stevig kader gecreëerd waarbinnen langdurige en intensieve behandeling van verdachte kan plaatsvinden. De rechtbank zal hieraan nog als voorwaarde toevoegen dat verdachte verplicht is de aan hem voorgeschreven medicatie te blijven innemen. Het in het advies genoemde contact- en locatieverbod zal de rechtbank niet opleggen, omdat deze zien op andere feiten en personen.
Gelet op de noodzaak van een behandeling en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan tegen of gevaar veroorzaakt voor veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Indien verdachte zich niet aan (een of meer van) de voorwaarden houdt en de dwangverple-ging alsnog wordt bevolen, is de duur van de maatregel gemaximeerd.
38z-maatregel
Naast de maatregel van tbs met voorwaarden zal de rechtbank ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de tbs met voorwaarden onder toezicht te stellen indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Wat betreft de noodzaak tot deze maatregel overweegt de rechtbank dat langdurige ondersteuning gelet op de problematiek van verdachte nodig is, waardoor een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel na de tbs passend en geboden is.
Gevangenisstraf
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met enkel de oplegging van deze maatregelen. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde mate waarin de feiten aan verdachte worden toegerekend. Ook weegt de rechtbank mee dat het gelet op de problematiek van verdachte van belang is dat verdachte binnen afzienbare termijn kan starten met de behandeling. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank acht opheffing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde, omdat het niet wenselijk is dat verdachte tussentijds vrijkomt. Verdachte heeft ter zitting ook zelf het belang hiervan aangegeven. Van belang is dat verdachte vanuit detentie onmiddellijk de klinische behandeling kan ondergaan, zoals in de tbs met voorwaarden is geformuleerd. De rechtbank zal de voorlopige hechtenis dan ook schorsen met ingang van het moment dat verdachte geplaatst kan worden binnen een klinische behandeling. Deze beslissing zal apart worden geminuteerd.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de voorwaardelijke straf onder parketnummer 03-161184-23 niet ten uitvoer moet worden gelegd omdat de tenuitvoerlegging van deze straf de behandeling van verdachte kan doorkruisen en juist een spoedige aanvang van de behandeling van groot belang is.
Om die reden wijst de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging af.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 38z, 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:Bedreiging met een misdrijf omschreven in de artikelen 241 en 243 en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd;
feit 3:belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast
de terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- dat verdachte één of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- dat verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering houdt. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- dat verdachte de reclassering aan een actuele foto helpt waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde aanwezigheid;
- dat verdachte meewerkt aan huisbezoeken;
- dat verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- dat verdachte zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
- dat verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* dat verdachte - als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt – voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat zonder toestemming van de reclassering;
* dat verdachte zich laat opnemen in een nog nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. De opname start aansluitend aan de huidige detentie en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Momenteel is nog niet duidelijk waar verdachte geplaatst kan worden;
* dat verdachte medicatie inneemt, zolang de zorgverleners dat nodig vinden;
* dat verdachte zich, aansluitend aan de klinische behandeling, ambulant laat behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, aansluitend aan de klinische behandeling verblijft in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte geen drugs gebruikt. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
* dat verdachte inzage geeft in zijn financiën. Indien nodig werkt hij mee aan schuldhulpverlening;
- draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Gedragsbeïnvloedende maatregel
- legt aan verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Vordering tul
-
wijstde vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 03.161184.23
af;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis
nietop, maar schorst dit overeenkomstig de afzonderlijke geminuteerde schorsingsbeslissing.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. D.S.G. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 december 2024
tot en met 9 december 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een
medewerkster van [zorgloket] van [plaats] , heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die
medewerkster van [zorgloket] via berichten de volgende woorden toe te voegen
- "Ik kom met een kalashnikov naar het gemeentehuis en alloeh akbar" en/of
- "Fuck Nederland, Fuck kanker kaaskoppen. Als mij moeder dood gaat? Ik ga
Nederland opblazen met de raket. Ik kom met de kalashnikov naar de gemeente
[plaats] we gaan het zien kanker Nederlanders jihad jihad",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerder tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 december 2024
tot en met 9 december 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, een ander, te
weten een medewerkster van [zorgloket] van [plaats] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die
medewerkster van [zorgloket] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te
doen en/of te dulden, te weten het regelen van hulp voor zijn, verdachtes, moeder,
door die medewerkster van [zorgloket] via berichten de volgende woorden toe te
voegen
- "Ik kom met een kalashnikov naar het gemeentehuis en alloeh akbar"
en/of
- "Fuck Nederland, Fuck kanker kaaskoppen. Als mij moeder dood gaat? Ik
ga Nederland opblazen met de raket. Ik kom met de kalashnikov naar de
[plaats] we gaan het zien kanker Nederlanders jihad jihad",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 december 2024
tot en met 12 december 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] ,
toezichthouder bij de [organisatie 1] , en/of [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] , Unitmanager [organisatie 1] heeft bedreigd
met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en/of
- de misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 Wetboek van Strafrecht,
en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
- door die [slachtoffer 1] via een filmpje aan zijn begeleiding van [organisatie 2] en/of een
geplaatst filmpje op TikTok de volgende woorden toe te voegen "Elke keer die,
geloof mij ik douw die in je kont, neuk ik jou in je kont kanker [slachtoffer 1] " en/of
- door die [slachtoffer 1] via tussenkomst van zijn, verdachtes, begeleiding van [organisatie 2] , de
volgende woorden toe te voegen "Ik ga wraak nemen op mensen uit het verleden.
Hun hoofden ga ik op sterk water zetten en die potten wil ik op mijn kamer hebben"
en/of
- door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] via een bericht aan zijn, verdachtes,
begeleiding van [organisatie 2] de volgende woorden toe te voegen "Ik ga [organisatie 1] opblazen
met een bom. Ze verneuken lichamen van patiënten",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 5 december 2024 te [plaats] , in
elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] ,
toezichthouder bij de [organisatie 1] , gedurende of ter
zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door die [slachtoffer 1] via een filmpje aan zijn begeleiding van
[organisatie 2] en/of een geplaatst filmpje op TikTok de volgende woorden toe te voegen
- "He [slachtoffer 1] , ik wil jou één ding zeggen, fuck jou in je kankermoeder en jouw kanker
DNA. Het is wel te zien dat je een racist bent van je achternaam [slachtoffer 1] "
en/of
- "Ik fuck jullie allemaal jullie kankermoeder. Jullie zijn racisten. Jullie zijn mensen
die elkaar discrimineren. Buitenlanders discrimineren. Fuck jou [slachtoffer 1] . En die
drankje die je mij gaf" en/of
- "Kankerhoer. Hoerenkind. Zoek een leven. Zoek een leven kankerslet”
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht )