In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 september 2025 een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], bij de vader. De aanvraag voor deze machtiging is gedaan door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er acute onveiligheid is in de thuissituatie van de moeder, die lijdt aan zware psychiatrische problematiek. Dit werd onderbouwd door een incident op 27 augustus 2025, waarbij de moeder in beschonken toestand een glazen kast kapot gooide en [minderjarige] in een staat van grote angst achterliet. De school heeft, na een gesprek met [minderjarige], ook een zorgmelding gedaan, wat de zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] verder heeft versterkt. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk was om [minderjarige] uit huis te plaatsen bij de vader, om haar veiligheid en welzijn te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de overige delen van het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing aanhouden tot een mondelinge behandeling.