ECLI:NL:RBZWB:2025:5914
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom opgelegd aan eiser wegens het ophouden op een openbare plaats met het doel om drugs te verhandelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Roggenkamp, had bezwaar aangetekend tegen een besluit van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. Dit besluit, genomen op 7 januari 2025, verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond en handhaafde een eerder opgelegde last onder dwangsom van € 5.000,- per overtreding. Eiser was beschuldigd van het zich ophouden op een parkeerplaats met het kennelijke doel om drugs te verhandelen, wat volgens de gemeente een overtreding van artikel 2:74 van de Algemene Plaatselijke Verordening Waalwijk 2023 (APV) zou zijn.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de burgemeester en het college bevoegd waren om de last onder dwangsom op te leggen. De rechtbank oordeelde dat verweerders voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat eiser zich ophield op de parkeerplaats met het doel om drugs te verhandelen, onderbouwd door een combinatie van factoren, waaronder de aanwezigheid van drugs en eerdere antecedenten van eiser. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding staat tot de ernst van de overtreding en dat eiser niet had aangetoond dat de dwangsom onevenredige gevolgen voor hem zou hebben.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen van eiser ongegrond, wat betekent dat de opgelegde last onder dwangsom in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.