Op 4 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die was veroordeeld voor diefstal door middel van een valse sleutel en gewoontewitwassen. De officier van justitie vorderde ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 395.457,73. Tijdens de zitting op 21 augustus 2025 werd deze vordering gewijzigd naar € 379.588,46, gebaseerd op het bedrag dat de betrokkene had ontvangen door VVV Cadeaukaarten te stelen van zijn werkgever en deze in te wisselen voor geld. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd en dat hij wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. De rechtbank heeft de berekening van de officier van justitie gevolgd, aangezien deze zorgvuldig was onderbouwd met bewijsmiddelen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vordering van de benadeelde partij nog niet onherroepelijk was, waardoor deze niet in mindering werd gebracht op het ontnemingsbedrag. Uiteindelijk heeft de rechtbank het ontnemingsbedrag vastgesteld op € 379.588,46 en de betrokkene verplicht om dit bedrag aan de staat te betalen. De rechtbank heeft ook aandacht gevraagd voor de mogelijkheid dat de betrokkene niet meerdere keren hetzelfde voordeel hoeft terug te betalen aan verschillende partijen.
De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en is uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier. De jongste rechter was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.