ECLI:NL:RBZWB:2025:5957

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
11589694 \ CV EXPL 25-917 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten en eindafrekening door energieleverancier Qwint B.V. aan gedaagden

In deze civiele zaak heeft Qwint B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden, bestaande uit een vennootschap onder firma en haar vennoten, voor betaling van een eindafrekening van € 4.963,86 na beëindiging van de energielevering. Gedaagden betwisten de eindafrekening en stellen dat zij slechts € 68,18 verschuldigd zijn. De kantonrechter heeft de vordering van Qwint grotendeels afgewezen, omdat Qwint niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de juistheid van de eindafrekening. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden recht hebben op betaling van € 68,18, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf de datum van dagvaarding, en € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten. Qwint is veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die niet met een gemachtigde procedeerden. Het vonnis is uitgesproken op 3 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11589694 \ CV EXPL 25-917
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
QWINT B.V.handelend onder de naam
QWINT B.V., QWINT ENERGIE EN QWINT ENERGY,
te Hengelo,
eisende partij,
hierna te noemen: Qwint,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V.,
tegen
1.
[gedaagde 1] V.O.F.handelend onder de naam
[bedrijf],
te [plaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
vennoot van gedaagde sub 1,
te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde 3],
vennoot van gedaagde sub 1,
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
Qwint heeft energie geleverd aan [gedaagden] . Nadat [gedaagden] is overgestapt naar een andere energieleverancier, heeft Qwint een eindafrekening gemaakt. Volgens de laatste eindafrekening(en) van Qwint moet [gedaagden] nog € 4.963,86 betalen. Dat bedrag (vermeerderd met rente en kosten) vordert Qwint in deze procedure. [gedaagden] heeft dit bedrag niet betaald, omdat volgens haar de eindafrekening niet klopt. Volgens haar eigen berekening hoeft zij nog maar € 68,16 te betalen. De kantonrechter geeft [gedaagden] gelijk. Hieronder legt de kantonrechter dit oordeel uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 april 2025 met de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 8 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Op 3 juli 2025 ontving de kantonrechter van Qwint het verzoek om de mondelinge behandeling uit te stellen. [gedaagden] heeft daar gemotiveerd bezwaar tegen gemaakt. De kantonrechter heeft Qwint vervolgens gevraagd om een toelichting. De gemachtigde van Qwint heeft de kantonrechter laten weten dat Qwint niet in de gelegenheid is om te verschijnen, dat de gemachtigde niet bevoegd is om namens Qwint haar zaken waar te nemen en dat zij daarom niet op de zitting zullen verschijnen en zich conformeren naar het oordeel van de kantonrechter. De kantonrechter heeft daarop partijen bericht dat het aanhoudingsverzoek niet wordt gehonoreerd en dat de zitting gewoon doorgang zal vinden. Qwint is niet ter zitting verschenen.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagden] exploiteert op het [adres] in [plaats 1] een vennootschap onder firma.
3.2.
Qwint is een leverancier van stroom en gas.
3.3.
Tot 28 juni 2022 heeft Qwint stroom en gas geleverd aan [gedaagden] . Op deze datum is [gedaagden] overgestapt naar een nieuwe energieleverancier.
3.4.
Op 11 augustus 2022 heeft Qwint een eindafrekening gestuurd aan [gedaagden] .
3.5.
[gedaagden] heeft op 26 oktober 2022 aan Qwint geantwoord dat de eindafrekening niet juist is, dat de meterstanden niet kloppen en dat de eindafrekening volgens haar eigen berekening uit zou moeten komen op € 68,18.
3.6.
Op 23 augustus 2023 heeft Qwint aan [gedaagden] gevraagd om een foto te sturen van de juiste meterstanden. Dat heeft [gedaagden] gedaan.
3.7.
Op 24 mei 2024 heeft [gedaagden] van Qwint een herinnering ontvangen voor een nieuwe factuur/eindafrekening met factuurnummer [nummer 1] ter hoogte van € 7.497,38.
3.8.
Op 19 juni 2024 heeft [gedaagden] weer een nieuwe factuur/eindafrekening van Qwint ontvangen, ditmaal met factuurnummer [nummer 2] ter hoogte van € 4.561,38.
3.9.
[gedaagden] heeft steeds – onder meer op 4 oktober 2024 – aan Qwint laten weten dat de factuur niet juist is omdat uitgegaan wordt van verkeerde (te hoge) meterstanden.

4.Het geschil

4.1.
Qwint vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 5.999,62, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Qwint legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagden] heeft met Qwint een overeenkomst voor de levering van stroom en gas gesloten. Qwint heeft daarvoor facturen aan [gedaagden] gestuurd. [gedaagden] heeft twee facturen van in totaal € 4.963,86 onbetaald gelaten. [gedaagden] moet dit bedrag vermeerderd met de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten betalen.
4.3.
[gedaagden] voert verweer. [gedaagden] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Qwint, met veroordeling van Qwint in de kosten van deze procedure.
4.4.
[gedaagden] voert het volgende aan. De eindafrekening van Qwint is onjuist. [gedaagden] heeft Qwint hier meerdere keren op gewezen, maar een juiste eindafrekening krijgt zij niet. [gedaagden] heeft zelf berekend dat zij nog € 68,18 moet betalen. De stroeve communicatie met Qwint in dit dossier heeft [gedaagden] ontzettend veel tijd gekost. [gedaagden] wilt daarom een schadevergoeding van € 2.500,00.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De facturen van Qwint
5.1.
Qwint vordert betaling van facturen. [gedaagden] betwist dat de factu(u)r(en) juist zijn. [gedaagden] heeft dat uitvoerig gemotiveerd. Zij heeft de volgens haar juiste eindmeterstanden overgelegd en heeft ook correspondentie tussen haar en Qwint overgelegd waaruit volgt dat zij al jaren met Qwint een (eenzijdige) discussie heeft over de juiste meterstanden. [gedaagden] heeft steeds aangegeven wat volgens haar de juiste meterstanden zijn en wat het daarbij behorende verbruik is. Qwint heeft daar niet inhoudelijk op gereageerd, maar stuurt steeds weer een nieuwe – volgens [gedaagden] foutieve – factuur.
5.2.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet Qwint stellen en zo nodig bewijzen dat de factuur die zij gestuurd heeft, juist is en dat zij dus recht heeft op betaling. Het is voor de kantonrechter onduidelijk op basis waarvan Qwint de eindafrekening heeft opgemaakt. Zij heeft dit ook na de uitvoerige betwisting door [gedaagden] niet nader toegelicht en onderbouwd. Ter zitting is zij niet verschenen. Gelet hierop heeft Qwint onvoldoende onderbouwd dat zij nog € 4.963,86 in hoofdsom te vorderen heeft van [gedaagden] .
5.3.
[gedaagden] heeft zelf berekend dat zij nog € 68,18 moet betalen. De kantonrechter zal daarom dit bedrag toewijzen. [gedaagden] is ook de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag verschuldigd. Qwint heeft onvoldoende toegelicht met ingang van welke datum de rente verschuldigd is. De kantonrechter zal de wettelijke handelsrente over dit bedrag daarom toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding.
5.4.
Qwint vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Er is sprake van een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a lid 1 BW die op of na 16 maart 2013 is gesloten. De overeengekomen of wettelijke betalingstermijn is verstreken. [gedaagden] is daarom op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW ook zonder verzuim € 40,00 verschuldigd als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarom zal een bedrag van € 40,00 worden toegewezen.
5.5.
Samengevat moet [gedaagden] daarom aan Qwint betalen een bedrag van € 68,18 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van de dagvaarding en een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Omdat [gedaagden] (gedaagde sub 1) een vennootschap onder firma is, zijn ook haar vennoten (gedaagde sub 2 en 3) hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van deze bedragen. Dat wil zeggen dat iedere veroordeelde gedwongen kan worden het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Proceskosten – geen sprake van een eis in reconventie
5.6.
[gedaagden] heeft in haar conclusie van antwoord de kantonrechter gevraagd om een bedrag van € 2.500,00 als schadevergoeding toe te kennen voor alle verloren tijd en energie die zij heeft moeten besteden aan deze kwestie. Dat is in eerste instantie opgevat als een eis in reconventie. Ter zitting is de kantonrechter echter duidelijk geworden dat [gedaagden] in feite een vergoeding van haar proceskosten vraagt. Het is niet noodzakelijk dat daarvoor een eis in reconventie wordt ingesteld. De kantonrechter zal dit daarom ook niet als zodanig opvatten.
5.7.
Uit wat de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld, volgt dat Qwint grotendeels in het ongelijk is gesteld. [gedaagden] heeft daarom recht op een vergoeding van haar proceskosten. Omdat [gedaagden] niet procedeert met een gemachtigde, heeft zij op grond van artikel 238 Rv recht op een vergoeding voor noodzakelijke reis-, verblijf- en verletkosten. De kantonrechter begroot deze op € 50,00. Dat [gedaagden] meer reis-, verblijf- en verletkosten heeft gemaakt, is onvoldoende onderbouwd.
5.8.
Een vergoeding van de werkelijke proceskosten zal de kantonrechter alleen uitspreken in buitengewone omstandigheden, waarbij gedacht moet worden aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering door eiser, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Dat wordt niet snel aangenomen gelet op het recht op toegang tot de rechter, zoals dat mede is vastgelegd in artikel 6 EVRM. [1] De kantonrechter is onvoldoende gebleken dat in deze procedure sprake is van buitengewone omstandigheden die recht geven op een werkelijke proceskostenveroordeling.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan Qwint te betalen een bedrag van € 68,18, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 4 maart 2025, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan Qwint te betalen een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten,
6.3.
veroordeelt Qwint in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Qwint niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart de veroordelingen onder 6.1 en 6.2 uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Badal en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.

Voetnoten

1.HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360, r.o. 5.3.3.