ECLI:NL:RBZWB:2025:5964

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
11657162 \ CV EXPL 25-1350
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning door huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting WonenBreburg en [gedaagde] en zijn vader. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning door huurachterstand. WonenBreburg vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat [gedaagde] en zijn vader een huurachterstand hadden laten ontstaan van meer dan vier maanden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van WonenBreburg voorwaardelijk toewijsbaar zijn, wat betekent dat [gedaagde] en zijn vader de woning moeten verlaten als zij niet voldoen aan bepaalde voorwaarden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] en zijn vader zich niet hebben gehouden aan hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat leidt tot de conclusie dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] zijn meegewogen, maar deze zijn niet voldoende om de vordering van WonenBreurg af te wijzen. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand van € 2.558,07 toegewezen en de proceskosten vastgesteld op € 1.041,14. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat WonenBreburg direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11657162 \ CV EXPL 25-1350
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: WonenBreburg,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s.,
tegen

1.[gedaagde],

te [plaats],
hierna te noemen: [gedaagde],
2. [zijn vader],
te [plaats],
hierna te noemen: zijn vader,
gedaagde partijen,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

In deze zaak moet de kantonrechter beslissen of de huurovereenkomst tussen verhuurder WonenBreburg en [gedaagde] (en zijn vader) als huurder moet worden beëindigd en de woning moet worden verlaten door het ontstaan van een huurachterstand. De kantonrechter zal de vorderingen van WonenBreburg voorwaardelijk toewijzen. Dit betekent dat [gedaagde] en zijn vader de woning moeten verlaten als niet aan bepaalde afspraken wordt gehouden. De kantonrechter legt hieronder haar beslissing uit.

2.De procedure

2.1.
Hoe deze procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
het tussenvonnis van 7 mei 2025 met de daarin genoemde stukken;
op 8 juli 2025 is de zaak op een zitting met de rechter besproken. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt;
een specificatie van de actuele huurachterstand die op de mondelinge behandeling namens WonenBreburg is overlegd;
2.2.
Daarna is een datum bepaald waarop dit vonnis wordt uitgesproken.
3. De feiten
3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde stukken, gaat de kantonrechter – voor zover nu van belang – uit van de volgende feiten:
a. [gedaagde] en zijn vader (als medehuurder) huren sinds 6 april 2005 de woning te [plaats] aan het [adres]. De huurprijs bedraagt voor het laatst € 537,98 per maand en moet altijd vóór of op de eerste dag van iedere maand bij vooruitbetaling worden voldaan;
[gedaagde] en zijn vader hebben een huurachterstand laten ontstaan;
WonenBreburg heeft [gedaagde] bij de gemeente aangemeld in het kader van vroegsignalering.
[gedaagde] is woonachtig in het gehuurde met zijn jongere broer en zus.

4.De beoordeling

4.1.
WonenBreburg vordert - samengevat - [gedaagde] en zijn vader te veroordelen om de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] en zijn vader te veroordelen het gehuurde te ontruimen met nevenvorderingen en om [gedaagde] en zijn vader (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van een bedrag aan huurachterstand en/of gebruiksvergoeding, vermeerderd met kosten en rente, met veroordeling van [gedaagde] en zijn vader in de proceskosten.
4.2.
Om die vordering te onderbouwen, stelt WonenBreburg dat [gedaagde] en zijn vader tegenover WonenBreburg toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de verplichtingen die zijn ontstaan uit de huurovereenkomst. De tekortkoming bestaat uit het onbetaald laten van de (volledige) huur. Zij stelt dat tijdens de dagvaarding een huurachterstand bestond van ruim 4 maanden wat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt, zodat de vorderingen daartoe met de daarmee verband houdende nevenvorderingen dienen te worden toegewezen.
De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde]
4.3.
[gedaagde] heeft op de rolzitting van 23 april 2025 erkend dat sprake is van een huurachterstand. Hij heeft ook de omstandigheden aangegeven waardoor er een achterstand in huur is ontstaan. Zo geeft [gedaagde] aan 7 jongere broertjes en zusjes te hebben. Omdat zijn vader woonachtig is in België en zijn moeder is overleden, is de verantwoordelijkheid voor de financiën op zijn schouders terecht gekomen. Hij geeft aan dat met behulp van een medehuurverklaring de woning aan hem is overgedragen. Momenteel neemt hij de zorg op zich voor zijn oudste broertje en zusje die bij hem inwonen. Verder komen ieder weekend en in de vakanties zijn 3 jongere zusjes en 2 jongere broertjes over waar hij op dat moment dan voor zorgt. Sinds kort is er een vast inkomen om de vaste lasten te kunnen betalen, aldus [gedaagde]. Tot slot voert [gedaagde] aan dat hij en zijn oudere broertje en zusje bij een ontruiming van het gehuurde op straat zullen belanden omdat hij geen alternatieve woonruimte heeft waar hij met zijn broertje en zusje terecht kan.
Toetsingskader voor ontbinding
4.4.
Over de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt het volgende overwogen. Het uitgangspunt is dat [gedaagde] zich als goed huurder moet gedragen. Dit betekent dat hij zich moet houden aan alle verplichtingen uit de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en de wet. Indien [gedaagde] deze verplichtingen niet nakomt (een tekortkoming), kan dit reden zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. De vraag is dus of er een tekortkoming is en zo ja, of deze voldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, waaronder de belangen van partijen.
Huurachterstand
4.5.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] en zijn vader van WonenBreburg de woning aan [adres] te [plaats] huren tegen een bij vooruitbetaling te betalen huurprijs, die op het moment van de dagvaarding € 537,98 per maand bedroeg. Niet in discussie is verder dat [gedaagde] en zijn vader als huurders een huurachterstand hebben laten ontstaan. WonenBreburg heeft de huurachterstand tijdens de mondelinge behandeling berekend op een bedrag van
€ 2.558,07. Nu dit niet is betwist, kan dit bedrag worden toegewezen. [gedaagde] en zijn vader zullen dan ook (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van € 2.558,07 aan huurachterstand, berekend tot en met juli 2025.
Een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst
4.6.
Ten aanzien van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt het volgende overwogen. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, dat hierdoor de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt gerechtvaardigd. Een huurovereenkomst houdt voor beide partijen namelijk voortdurende verplichtingen in. Dit brengt mee dat als een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst, deze weliswaar voor de toekomst nog kan worden nagekomen, maar dat de tekortkoming in het verleden daarmee niet ongedaan kan worden gemaakt. Wat deze tekortkoming betreft, is nakoming dan ook niet meer mogelijk. Door de huur niet tijdig en volledig te betalen, hebben [gedaagde] en zijn vader een tekortkoming in de nakoming laten ontstaan die niet ongedaan gemaakt kan worden.
4.7.
[gedaagde] heeft ter zitting aangegeven inmiddels een vast inkomen te hebben en hulp te krijgen van Bemoeizorg. Daarmee zet [gedaagde] een stap in de goede richting, maar de enkele toezegging contact te houden met Bemoeizorg is niet genoeg om dan nu een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde niet gerechtvaardigd te vinden. Ook de door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden brengen hier geen verandering in. Hoe bewonderingswaardig [gedaagde] ook omgaat met zijn persoonlijke omstandigheden en de zorg voor zijn broertje(s) en zusje(s), kunnen deze niet tot afwijzing van de vordering van WonenBreburg leiden.
Voorwaardelijke ontbinding en ontruiming
4.8.
De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding voor een voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Dit betekent dat WonenBreburg, zoals ter zitting is besproken, niet zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde indien en zolang [gedaagde] (en zijn vader als medehuurder):
blijft voldoen aan de lopende huurverplichtingen (van op dit moment € 561,41 per maand) aan WonenBreburg, te betalen steeds uiterlijk op de eerste dag van de maand;
een bedrag van € 300,00 per maand aflossen naast de lopende huurverplichtingen, te betalen steeds uiterlijk op de eerste dag van de maand;
afspraken met Bemoeizorg of opvolgende hulpverlening worden nagekomen;
(tijdig) reactie geeft op verzoeken van WonenBreburg;
Vervallen huurtermijnen en gebruiksvergoeding
4.9.
Met het oog op wat de kantonrechter in overweging 4.5 heeft overwogen, wordt een bedrag van € 537,98 per maand voor nog te vervallen huurpenningen vanaf 1 augustus 2025 toegewezen, tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst. De huurtermijnen tot en met juli 2025 zijn al meegenomen in de toe te wijzen huurachterstand. Het voornoemde bedrag wordt ook als gebruiksvergoeding gevorderd. Daarentegen vermeldt de ter zitting overlegde specificatie van de actuele huurachterstand een maandelijkse huurprijs van € 561,41 vanaf juli 2025. Nu WonenBreburg bij dagvaarding expliciet een maandelijks bedrag van € 537,98 aan huur, althans gebruiksvergoeding, per maand vordert, en zij haar eis op dit punt niet heeft gewijzigd, moet van dat bedrag worden uitgegaan. In feite is deze huurverhoging wel verschuldigd.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] en zijn vader zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom hoofdelijk de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stichting WonenBreburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,14
- griffierecht
385,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.041,14
4.11.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] en zijn vader hoofdelijk om aan WonenBreburg te betalen een bedrag van € 2.558,07 aan huurachterstand tot en met juli 2025;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] en zijn vader hoofdelijk om aan WonenBreburg te betalen een bedrag van € 537,98 per maand, voor iedere ingegane maand vanaf 1 augustus 2025 tot het tijdstip van ontbinding van de huurovereenkomst en een bedrag van € 537,98 per maand voor iedere ingegane maand na de ontbinding van de huurovereenkomst tot de feitelijke ontruiming van het gehuurde;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] en zijn vader hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 1.041,14;
5.4.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning te
[plaats] aan [adres] en veroordeelt [gedaagde] en zijn vader om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al hun spullen en alle gebruikers van de woning (die geen medebewoners zijn) te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van WonenBreburg te stellen, indien en zodra [gedaagde] en zijn vader zich niet houden aan minimaal één van de volgende afspraken:
a) [gedaagde] en zijn vader zullen (tijdig) blijven voldoen aan de lopende huurverplichtingen aan WonenBreburg, te betalen steeds uiterlijk op de eerste dag van de maand;
b) [gedaagde] en zijn vader zullen een bedrag van € 300,00 per maand aflossen naast de lopende huurverplichtingen, te betalen steeds uiterlijk op de eerste dag van de maand;
c) [gedaagde] en zijn vader zullen afspraken met Bemoeizorg of opvolgende hulpverlening nakomen;
d) [gedaagde] en zijn vader zullen (tijdig) reageren op verzoeken van WonenBreburg;
5.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Badal en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.