Uitspraak
STICHTING WONENBREBURG,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting WonenBreburg en [gedaagde] en zijn vader. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning door huurachterstand. WonenBreburg vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, omdat [gedaagde] en zijn vader een huurachterstand hadden laten ontstaan van meer dan vier maanden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van WonenBreburg voorwaardelijk toewijsbaar zijn, wat betekent dat [gedaagde] en zijn vader de woning moeten verlaten als zij niet voldoen aan bepaalde voorwaarden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] en zijn vader zich niet hebben gehouden aan hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat leidt tot de conclusie dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] zijn meegewogen, maar deze zijn niet voldoende om de vordering van WonenBreurg af te wijzen. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand van € 2.558,07 toegewezen en de proceskosten vastgesteld op € 1.041,14. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat WonenBreburg direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak.