ECLI:NL:RBZWB:2025:597

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
11284352 CV EXPL 24-3104
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. De Graauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake terugbetaling van krediet door ING aan gedaagde na opzegging van financiering

In deze zaak vordert ING Bank N.V. betaling van een openstaand saldo van € 12.500,00 van gedaagde, die een kredietovereenkomst had afgesloten. De kredietlimiet werd overschreden en ING heeft het krediet in 2014 opgezegd, waarna het volledige saldo van € 24.089,04 ineens moest worden betaald. Ondanks meerdere pogingen tot een betalingsregeling, is er geen overeenstemming bereikt. Gedaagde heeft erkend dat hij is gestopt met betalen, maar stelt dat hij niet in staat is om de schuld te voldoen vanwege zijn financiële situatie en meerdere schulden. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van ING toewijsbaar is, ondanks dat niet alle correspondentie correct is afgeleverd. De kantonrechter wijst de vordering toe tot het bedrag van € 12.500,00, en gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van € 1.405,39. Het vonnis is uitgesproken op 5 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11284352 \ CV EXPL 24-3104
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van:
ING BANK N.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: ING,
gemachtigde: Vesting Finance Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de terugbetaling van het krediet dat ING aan [gedaagde] (en zijn ex-partner/medevennoot) heeft verstrekt. Omdat de kredietlimiet werd overschreden en niet werd aangezuiverd, heeft ING de financiering in 2014 opgezegd. Het volledige openstaande saldo van € 24.089,04 moet daardoor ineens worden betaald. Partijen hebben sinds 2014 meerdere malen contact gehad, maar er is geen betalingsregeling tot stand gekomen. ING vordert daarom nu betaling van [gedaagde] . ING heeft haar vordering wel beperkt tot
€ 12.500,00 om hogere kosten te voorkomen. Deze vordering wordt door de kantonrechter toegewezen. In paragraaf 4 van dit vonnis wordt dit oordeel uitgelegd.
Leeswijzer
Eerst wordt in paragraaf 1 kort opgesomd welke stukken door partijen zijn ingediend tot het moment van deze uitspraak. Daarna wordt in paragraaf 2 een aantal feiten vermeld die voor de beoordeling van de zaak belangrijk zijn. In paragraaf 3 wordt kort samengevat wat de vordering van ING precies inhoudt en wat [gedaagde] daartegen heeft aangevoerd. Zoals gezegd wordt in paragraaf 4 uitgelegd hoe het oordeel van de kantonrechter tot stand is gekomen. De uiteindelijke beslissing is vermeld in paragraaf 5 van dit vonnis.

1.De procedure

1.1.
Hoe de procedure is verlopen blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 21 augustus 2024 met (6) producties,
  • de conclusie van antwoord met bijlagen (A t/m M),
  • de aantekeningen van het mondelinge aanvullende antwoord,
  • de akte van ING,
  • de akte van [gedaagde] met bijlagen (A t/m K),
  • de akte uitlaten producties van ING.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In juni 2007 heeft [gedaagde] ten behoeve van zijn onderneming een basiskrediet afgesloten bij de Postbank, onderdeel van ING. In oktober 2013 is er een nieuwe overeenkomst gesloten tussen partijen. De kredietlimiet bedroeg € 20.000,00. [gedaagde] handelde op dat moment niet meer alleen, maar samen met zijn partner en medevennoot, [naam] . Zij hebben zich beiden hoofdelijk, dus ieder voor het geheel, verbonden.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van ING van toepassing.
2.3.
De relatie en de samenwerking tussen [gedaagde] en zijn partner zijn geëindigd. Zij zijn gestopt met betalen aan ING.
2.4.
In augustus/september 2014 is het verleende krediet door ING opgezegd en het openstaande saldo ineens opgeëist.
2.5.
ING en [gedaagde] hebben overleg gevoerd over een betalingsregeling, maar geen overeenstemming bereikt.
2.6.
[naam] heeft haar schulden, waaronder de vordering van ING, gesaneerd via schuldhulpverlening.

3.De vordering en het verweer

3.1.
ING vordert in deze procedure veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 12.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en de proceskosten.
De vordering bedraagt in totaal € 29.701,34 maar ING heeft haar vordering beperkt tot
€ 12.500,00. Zij heeft dit gedaan omdat het griffierecht dan lager is. ING heeft geen afstand gedaan van het meerdere. Dat wil zeggen dat zij hier nog aanspraak op wil kunnen maken.
3.2.
[gedaagde] erkent dat hij op enig moment is gestopt met betalen. Het klopt ook dat het openstaande saldo € 24.089,84 bedraagt. [gedaagde] kan de schuld echter niet betalen. Hij ontvangt een bijstandsuitkering en heeft meerdere schulden. [gedaagde] heeft altijd gereageerd op brieven, maar niet alle brieven zijn aan het juiste adres gestuurd. Dat vindt [gedaagde] zorgelijk. Zijn privacy is daardoor geschonden, aldus [gedaagde] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Vast staat dat tussen partijen een kredietovereenkomst is gesloten, dat dit krediet rechtsgeldig is opgezegd door ING en dat het openstaande saldo € 24.089,84 bedraagt. [gedaagde] heeft niet ontkend dat ING aanspraak kan maken op de wettelijke rente over dit saldo. De vordering is daarom toewijsbaar.
4.2.
Het feit dat brieven niet altijd aan het juiste adres van [gedaagde] zijn gestuurd, betekent niet dat de vordering moet worden afgewezen. Enerzijds is het de verantwoordelijkheid van [gedaagde] om een adreswijziging door te geven en hij heeft erkend dat hij dat na zijn (gedwongen) verhuizing in 2014 in ieder geval niet heeft gedaan. Anderzijds geldt wel dat de brief van 13 mei 2019, ook volgens de stellingen van ING, niet verstuurd had mogen worden zoals deze geadresseerd was. Dat verdient zeker geen schoonheidsprijs. Het betekent alleen niet dat [gedaagde] de schuld niet meer hoeft te betalen. Kortom, de vordering zal worden toegewezen, tot het bedrag van € 12.500,00.
4.3.
Vanwege haar schuldsanering kan de vordering niet meer worden afgedwongen bij de ex-partner/medevennoot van [gedaagde] , [naam] . De uitdeling uit de sanering is door ING in mindering gebracht op de vordering. ING kan [gedaagde] voor het volledige restant aanspreken, omdat hij zich hoofdelijk, dat wil zeggen voor het geheel, heeft verbonden.
4.4.
De kantonrechter kan tussen partijen geen betalingsregeling tot stand brengen. Het is aan partijen om samen nader overleg te voeren.
4.5.
[gedaagde] krijgt in deze procedure ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Dit betekent dat hij de volgende proceskosten van ING moet vergoeden:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
609,00
(1,5 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.405,39

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ING te betalen een bedrag van € 12.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 21 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.405,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graauw en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.