ECLI:NL:RBZWB:2025:5972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
C/02/435435 / JE RK 25-886
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • F. Felix
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in zaak betreffende ondertoezichtstelling vanwege ernstige ouderstrijd

Op 5 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015. De kinderrechter heeft een deskundige benoemd, mevrouw [jurist], om onderzoek te verrichten naar de situatie van de minderjarige en de ouders. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 25 december 2025, en de kinderrechter heeft de partijen verzocht om hun standpunten over verdere verlenging van de ondertoezichtstelling uiterlijk op 11 november 2025 aan de rechtbank te laten weten.

De kinderrechter heeft in de beschikking aangegeven dat de ouders, de moeder en de vader, beiden hebben ingestemd met de benoeming van de deskundige en de voorgestelde onderzoeksvragen. De deskundige zal onder andere de relatie tussen de ouders, hun opvoedersgedrag en eventuele psychiatrische stoornissen onderzoeken. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn begroot op € 13.150,- exclusief btw, en de rechtbank heeft bepaald dat deze kosten ten laste komen van 's Rijks kas.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De deskundige heeft een termijn van zes maanden voor het onderzoek voorgesteld, maar de kinderrechter heeft een eerste termijn tot 11 november 2025 gesteld voor de partijen om hun standpunten te delen. De deskundige moet uiterlijk op 3 maart 2026 een rapport indienen bij de rechtbank. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/435435 / JE RK 25-886
Datum uitspraak: 5 september 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over benoeming deskundige
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. D.J.D. Kentie te Breda,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het nadere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 13 juni 2025 en alle daarin vermelde stukken;
  • de toelichting per e-mail van 24 juni 2025 van mevrouw [jurist] ;
  • de e-mail van 30 juni 2025 met de offerte van mevrouw [jurist] ;
  • de brief van de GI van 8 juli 2025;
  • de op 24 juli 2025 ontvangen brief van mr. Kentie.
1.2.
Bij voormelde beschikking van 13 juni 2025 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 25 juni 2025 tot 25 december 2025 en het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aangehouden tot 12 augustus pro forma in afwachting van het bericht van de GI, (de advocaat van) de moeder en de vader over de te benoemen deskundige en de onderzoeksvragen. In deze beschikking heeft de kinderrechter, op advies van het deskundigenbureau van de rechtbank, voorgesteld om (in plaats van een deskundige van het NIFP) orthopedagoog en jurist mevrouw [jurist] te benaderen voor een onderzoek naar wat maakt dat deze ouders zo vast zitten met elkaar. De kinderrechter heeft in deze beschikking voorgelegd welke onderzoeksvragen gesteld kunnen worden aan deze deskundige.
1.3.
De GI heeft per brief van 8 juli 2025 aangegeven ermee in te stemmen mevrouw [jurist] als deskundige te benoemen in plaats van een deskundige via het NIFP. De GI heeft aangegeven graag één onderzoeksvraag aangepast te willen hebben, namelijk onderzoeksvraag 7 met de toevoeging van ‘en tevens gezagsverdeling’, zodat vraag 7 zou worden: Welke vorm van ouderschap én tevens gezagsverdeling tussen de ouders is het meest passend/ in het belang van [minderjarige] ?
1.4.
Mr. Kentie heeft namens de moeder op 24 juli 2025 per brief aan de rechtbank laten weten dat de moeder kan instemmen met de benoeming van mevrouw [jurist] als deskundige en de voorgestelde vraagstelling, inclusief de door de GI voorgestelde aanvulling.
1.5.
De kinderrechter heeft van de vader geen reactie ontvangen.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 284 jo artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een rechter ambtshalve na overleg met partijen een deskundige benoemen. De partijen zijn verplicht mee te werken aan dit deskundigenonderzoek.
2.2.
De moeder en de vader hebben beiden op de zitting van 13 juni 2025 ingestemd met het benoemen van een deskundige. Nu vanuit alle belanghebbenden van geen bezwaren zijn gebleken tegen de benoeming van mevrouw [jurist] zal de kinderrechter haar als deskundige benoemen. Mevrouw [jurist] heeft aangegeven het onderzoek te kunnen uitvoeren en heeft een toelichting en een offerte verstrekt.
2.3.
De kinderrechter zal mevrouw [jurist] verzoeken om onderzoek te verrichten en in dat kader advies uit te brengen over de volgende vragen:
Hoe is de relatie tussen de ouders op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan? Welke belemmeringen worden hierbij geconstateerd en welke mogelijkheden zijn er om tot een verbetering daarvan te komen?
Hoe is het opvoedersgedrag van iedere ouder te beschrijven?
Zijn er bij de man en/of de vrouw aanwijzingen voor een psychiatrische stoornis die een onderzoek door een psychiater noodzakelijk maakt om de verdere vraagstelling te kunnen beantwoorden?
Is er hulpverlening aangewezen? Zo ja; voor wie, in welke vorm, waar dient deze op gericht te zijn? Wat hebben (ieder van) de ouders nodig om de hulpverlening te laten beklijven?
Welke mogelijkheden en belemmeringen worden er geconstateerd in het functioneren van iedere ouder ten aanzien van het invullen van gezamenlijk gezag? Is er aanleiding een wijziging van het gezag te adviseren? Wat is hiervoor de motivatie/ argumentatie?
Is er aanleiding om een wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te adviseren? In hoeverre kunnen de man en de vrouw een zorgregeling met [minderjarige] vormgeven en hanteren? Zijn er in dat verband contra-indicaties voor een co-ouderschapsregeling (al dan niet met parallel ouderschap)? In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen: hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
Welke vorm van ouderschap tussen de ouders is het meest passend/ in het belang van [minderjarige] ?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [minderjarige] en/of bij eventueel te nemen beslissingen?
2.4.
De GI heeft verzocht ‘en tevens gezagsverdeling’ toe te voegen aan vraag 7. De kinderrechter beslist echter dit niet toe te voegen aan deze vraag, omdat de gezagsverdeling al aan bod komt onder vraag 5. In vraag 5 is ook de vraag gesteld of er aanleiding is om een wijziging van het gezag te adviseren, waarin het belang van [minderjarige] over dit onderwerp al betrokken wordt. Vraag 7 ziet enkel specifiek op de vorm van het ouderschap.
2.5.
De kinderrechter merkt op dat mevrouw [jurist] heeft aangegeven bereid te zijn de meerderjarige zus van [minderjarige] , [naam] , bij het onderzoek te betrekken door met haar in gesprek te gaan indien beide ouders en de kinderrechter daarmee instemmen. De kinderrechter stemt hiermee in.
2.6.
Mevrouw [jurist] heeft verder nog het volgende aangegeven:
Onderzoeksopzet
Om een goed onderzoek te kunnen uitvoeren heb ik de voor mij belangrijkste punten op een rij gezet en zou dit graag op voorhand bij de ouders en de rechtbank onder de aandacht willen brengen.
Interviews en observaties
Graag zou ik als eerste een gesprek voeren met beide ouders, bij voorkeur in hun eigen thuissituatie. Daarna zal ik een afspraak maken met de gezinsvoogd(en) van de gecertificeerde instelling. Tijdens het onderzoek zal ik beide ouders tweemaal interviewen. Om een beeld te krijgen van [minderjarige] zou ik hem graag (bij ieder van de ouders thuis) zien en spreken, uiteraard passend bij zijn leeftijd en ontwikkelingsfase. Het is belangrijk dat hij zichzelf kan zijn en dat de kennismaking ontspannen en prettig kan verlopen. Het verzoek is hem nog niet te informeren en na de start van het onderzoek eerst met mij tot afstemming te komen hoe een en ander zal worden vormgegeven.
Dossieronderzoek
Om een goed beeld te krijgen van de ontwikkeling van [minderjarige] , zal ik de gezaghebbende ouders tijdens het eerste interview vragen om mij schriftelijk toestemming te geven om alle stukken die over [minderjarige] gaan zelf rechtstreeks bij de betrokken instanties op te vragen. U kunt denken aan dossiers van de huisarts, tandarts, consultatiebureau/GGD, ziekenhuis, peuterspeelzaal of crèche, buitenschoolse opvang en basisschool. In dit geval zullen er vanwege de ondertoezichtstelling ook documenten zijn bij de gemeente (jeugdteam, wijkteam, CJG), de Raad voor de Kinderbescherming, de GI en praktijk [praktijk] . Daarnaast is het mogelijk dat er een dossier is bij Veilig Thuis en dat er in het vrijwillig kader ook hulpverleners betrokken zijn (geweest) in de thuissituatie of voor [minderjarige] .
Extra onderzoeksactiviteiten
Het is mijn streven een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van wie [minderjarige] is en welke instanties er betrokken zijn (geweest), om te achterhalen wat er allemaal geprobeerd is, wat wel en niet gewerkt heeft en waarom niet. Indien contact met bijvoorbeeld een medewerker van een kinderdagverblijf, consultatiebureau, leerkracht, huisarts of behandelaar van [minderjarige] van toevoegde waarde kan zijn om een beeld te krijgen van wie hij is en wat het nodig heeft, dan zal ik daarnaar vragen. Ditzelfde geldt voor (informatie over) de ouders.
Mocht tijdens het onderzoek blijken dat er aanvullende expertise nodig is, dan zal ik contact met de gezaghebbende ouders en de rechtbank opnemen. Dat geldt uiteraard ook voor andere bijzonderheden die een belemmering vormen tijdens het onderzoek.
2.7.
De kinderrechter laat de inrichting van het onderzoek aan mevrouw [jurist] over, met dien verstande dat zij daarbij de ‘leidraad deskundige in civiele zaken’ in acht dient te nemen, zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
2.8.
De kinderrechter wijst partijen er (nogmaals) op dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Wanneer de medewerking wordt geweigerd, kan de kinderrechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
2.9.
Mevrouw [jurist] heeft benoemd dat een periode van zes maanden vanaf ontvangst van de beschikking en het procesdossier tot afronding haalbaar zou zijn. Aangezien de ondertoezichtstelling is verlengd tot 25 december 2025 en het verzoek verder is aangehouden zal echter eerst een termijn tot dinsdag 11 november 2025 worden gegeven. De kinderrechter verwacht niet dat mevrouw [jurist] het onderzoek dan al heeft afgerond en deze termijn is voor haar daarom niet relevant. Deze termijn zal worden gesteld aan belanghebbenden om zich uit te laten over het verdere verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling over [minderjarige] . De kinderrechter zal wel alvast bepalen dat de deskundige uiterlijk op dinsdag 3 maart 2026 het deskundigenrapport zal verstrekken aan de kinderrechter. Mocht het deskundigenonderzoek dan nog niet afgerond zijn, dan kan de deskundige gemotiveerd uitstel van de termijn verzoeken aan de kinderrechter.
2.10.
Het aan de deskundige toekomend bedrag wordt bij de te geven eindbeschikking overeenkomstig de daarvoor en krachtens de wet gestelde regelingen ten laste van ’s Rijks kas door de griffier aan de deskundige betaald. Tussentijdse declaratie van de deskundige van de al verrichte werkzaamheden is mogelijk. De kosten van het onderzoek zijn door de deskundige begroot op € 13.150,- (exclusief btw, maar waarbij door de deskundige is aangegeven dat zij niet btw-plichtig is), exclusief reiskosten en exclusief de kosten voor inschakeling van derden. De kinderrechter merkt op dat de kosten van het onderzoek zonder voorafgaande instemming van de rechter het bedrag van € 13.150,- plus de reiskosten niet mogen overstijgen. Alle kosten boven dit bedrag, tevens inhoudende de kosten voor inschakeling van derden, mogen pas gedeclareerd worden als dit onderbouwd is voorgelegd aan de kinderrechter en de kinderechter hier voorafgaande instemming voor heeft verleend.
2.11.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het in het belang van [minderjarige] is dat deze beslissing, ondanks een eventueel hoger beroep, meteen uitgevoerd kan worden.
2.12.
De kinderrechter houdt het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] aan tot
dinsdag 11 november 2025 pro forma. De kinderrechter
verzoekt de GI, (de advocaat van) de moeder en de vaderom uiterlijk op deze dag aan de kinderrechter de laten weten wat hun standpunt is over verdere verlenging van de ondertoezichtstelling (in afwachting van het onderzoek door de deskundige) en of zij behoefte hebben aan een zitting of dat (een deel van) het resterende verzoek zonder zitting kan worden afgedaan. De GI en de advocaat van de moeder kunnen dit berichten via het digitale portaal. De vader kan hiertoe een e-mail sturen aan: jeugd. [woonplaats] @rechtspraak.nl, onder vermelding van het zaaknummer: C/02/435435 / JE RK 25-886.
2.13.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige en benoemt tot deskundige mevrouw [jurist] , gevestigd te [adres 1] , en verzoekt deze deskundige onderzoek in te stellen en een deskundigenbericht uit te brengen omtrent de onder 2.3 gestelde onderzoeksvragen;
3.2.
bepaalt de kosten van het deskundigenonderzoek conform de offerte van 30 juni 2025 worden begroot op € 13.500,- (exclusief btw), te verhogen met de reiskosten. De te declareren kosten mogen zonder voorafgaande toestemming van de kinderrechter dit bedrag niet overstijgen;
3.3.
bepaalt dat die kosten ten laste komen van ’s-Rijks kas;
3.4.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking, de vorige beschikking van 13 juni 2025 en het gehele procesdossier aan de deskundige zal toezenden (op postadres: [adres 2] ;
3.5.
wijst de deskundige erop dat zij voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl;
3.6.
bepaalt dat de vader, de moeder en de GI nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
3.7.
bepaalt dat de deskundige tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
3.8.
wijst de deskundige erop dat uit het deskundigenrapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
3.9.
bepaalt dat de deskundige een concept-deskundigenbericht aan de vader, (de advocaat van) de moeder en de GI zal toesturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zal de deskundige de reacties van partijen op het concept bespreken;
3.10.
draagt de deskundige op om
uiterlijk 3 maart 2026een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud aan het Centraal deskundigenbureau, team Familie- en Jeugdrecht, Postbus 90004 4800 PA Breda in te leveren, onder bijvoeging van de gespecificeerde declaratie;
3.11.
bepaalt dat door de deskundige een afschrift van het eindrapport van het deskundigenonderzoek dient te worden verstrekt aan de vader, (de advocaat van) de moeder, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming, Zeeland-West-Brabant, locatie Breda , onder vermelding van het zaaknummer: C/02/435435 / JE RK 25-886;
3.12.
verzoekt de deskundige bij eventuele vertraging van het onderzoek de kinderrechter hierover tijdig en schriftelijk, met afschrift aan partijen, te informeren onder vermelding van de oorzaak;
3.13.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.14.
houdt de behandeling van het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aan
tot 11 november 2025 pro formain afwachting van het bericht van de GI, (de advocaat van) de moeder en de vader over het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (zoals vermeld onder overweging 2.12);
3.15.
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2025 door mr Felix, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.