ECLI:NL:RBZWB:2025:5986

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
C/02/437868 / FA RK 25-3716
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Govaers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene met psychische stoornis en overschrijding beslistermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1986. De rechtbank heeft de machtiging verleend op verzoek van de officier van justitie, die een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden vroeg. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de beslistermijn, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), was overschreden. Het verzoek was op 15 juli 2025 ingediend, maar de rechtbank had uiterlijk op 5 augustus 2025 moeten beslissen. Hierdoor kon de zorgmachtiging niet voor de gevraagde duur van twaalf maanden worden verleend, maar werd deze beperkt tot zes maanden, wat ook overeenkwam met het pleidooi van de advocaat van de betrokkene.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, die ernstig nadeel veroorzaakt. Dit nadeel omvat levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, verwaarlozing en gevaar voor de veiligheid van personen en goederen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De betrokkene is ontrouw aan het gebruik van medicatie en heeft geen ziektebesef.

De rechtbank heeft de volgende vormen van verplichte zorg toegewezen: toedienen van medicatie, verrichten van medische controles, beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten, uitoefenen van toezicht, en onderzoek aan kleding of lichaam. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect zouden hebben. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met het rechtsmiddel van cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/437868 / FA RK 25-3716
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats] ,
advocaat mr. J.J. Bronsveld uit Bergen op Zoom.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 15 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam 1] , arts, behandelaar;
  • [naam 2] , casemanager;
  • [naam 3] , curator.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een machtiging verleend tot en met 19 augustus 2025. Betrokkene verblijft met deze machtiging in [accommodatie] .

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene stelt dat het redelijk goed met hem gaat. Hij komt net terug van verlof en is bij zijn ouders geweest, dan voelt hij zich altijd een stuk fitter. Betrokkene zou het minder fijn vinden als hij in de accommodatie zou moeten blijven zitten, maar met afspraken en vertrouwen is hij er niet helemaal op tegen. Ten aanzien van de medicatie neemt hij alleen wat voorgeschreven is vanuit het ziekenhuis. Hij vraagt zich, net als zijn ouders, af of [accommodatie] wel de beste locatie voor hem is.
4.2.
De behandelaar van betrokkene vertelt dat hij betrokkene al kent vanuit zijn thuissituatie. Dat was niet makkelijk voor betrokkene en zijn ouders. Die situatie is nu aanzienlijk verbeterd en iedereen is ontspannen als betrokkene tijdens het verlof naar zijn ouders gaat. In de instelling gaat het nu beter, maar betrokkene blijft kwetsbaar. Dat is laatst ook weer gebleken toen een time-out op de HIC noodzakelijk was. De instelling waar betrokkene op dit moment verblijft is niet de ideale plek voor hem, maar het is niet gemakkelijk om een geschikte plek voor betrokkene te vinden. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg zijn ‘toedienen van medicatie’, ‘verrichten van medische controles’, ‘beperken van de bewegingsvrijheid’, ‘insluiten’, ‘uitoefenen van toezicht’, ‘onderzoek aan kleding of lichaam’, onderzoek van de woon- of verblijfruimte op gedrag-beïnvloedende middelen’ en ‘opnemen in een accommodatie’ noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden.
4.3.
De casemanager geeft aan dat ze een plek in de buurt aan het zoeken zijn voor betrokkene, maar vanwege zijn voorgeschiedenis is dat ingewikkeld. Daardoor lopen ze tegen gesloten deuren aan. Het is belangrijk dat betrokkene toekomstperspectief heeft, maar het is niet eenvoudig om hem naar een geschiktere plek te krijgen.
4.4.
De advocaat bepleit dat betrokkene behoefte heeft aan perspectief en dus is het belangrijk dat hij zicht krijgt op een toekomst. De advocaat hoort dat het lastig is om een plek te vinden, maar gelet daarop moet er wel een prikkel zijn om te zorgen dat de voortgang gemonitord blijft. Ook dient de duur van de zorgmachtiging verkort te worden tot een duur van zes maanden. Ten aanzien van de verzochte zorgmodaliteit heeft de advocaat geen opmerkingen. Hij stelt tevens dat aan de wettelijke vereisten is voldaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank heeft ambtshalve vastgesteld dat zij de beslistermijn uit artikel 6:2 lid 1 aanhef en onder e van de Wvggz heeft overschreden. Nu het verzoek op 15 juli 2025 bij de rechtbank is binnengekomen, had uiterlijk 5 augustus 2025 op dit verzoek beslist moeten worden. Op grond van artikel 6:6 aanhef en onder a Wvggz is de in 2.1. genoemde machtiging daarom op 6 augustus 2025 komen te vervallen. Hierdoor kan de toe te wijzen zorgmachtiging niet meer aansluiten op de in 2.1. genoemde zorgmachtiging, waardoor het niet meer toegewezen kan worden voor de duur van twaalf maanden, zoals genoemd in artikel 6:5 aanhef en onder b Wvggz en betreft de maximale duur van de toe te wijzen zorgmachtiging zes maanden, zoals blijkt uit artikel 6:5 aanhef en onder a Wvggz. Deze duur sluit toevallig aan bij het pleidooi van de advocaat. Vanwege het voorgaande houdt de rechtbank een duur van zes maanden aan.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Betrokkene heeft namelijk onder meer schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
5.4.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.5.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat er sprake is geweest van vernielingen van eigendommen en dreigende agressie naar zijn omgeving. Zonder medicatiegebruik is er sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld waarbij hij geladen en geagiteerd overkomt. Inhoudelijk is er dan sprake van paranoïde wanen en heeft betrokkene last van visuele en akoestische hallucinaties. Daarnaast is betrokkene buiten de accommodatie dakloos en had hij het idee dat er iets in zijn lichaam was geplaatst wat hij zelf getracht heeft eruit te snijden. Bovendien heeft betrokkene suïcidale uitspraken gedaan omdat hij het leven niet meer ziet zitten door de klachten die hij ervaart.
5.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
5.7.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene is ontrouw aan het gebruik van antipsychotica, zo blijkt uit zijn geschiedenis. Hij ziet het belang er niet van in en vindt het ‘niet nodig’. Daarnaast ontbreekt het betrokkene aan ziektebesef en -inzicht. Betrokkene is van mening dat de opname en medicatie hem ziek maken. Daarom is verplichte zorg nodig. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- opnemen in een accommodatie.
5.8.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
5.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Er zijn in het verleden minder intensieve maatregelen ingezet. Dit heeft het toestandsbeeld van betrokkene niet kunnen verbeteren.
5.10.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] , wat inhoudt dat de maatregelen die in rechtsoverweging 5.7 staan kunnen worden toegepast;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
14 februari 2026;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2025 door mr. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier en op schrift gesteld op 28 augustus 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.