ECLI:NL:RBZWB:2025:5988

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
02-102282-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurder onder invloed van alcohol veroorzaakt verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 5 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 oktober 2024 in Giessen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte bestuurde een voertuig terwijl hij onder invloed van alcohol was, met een bloedalcoholgehalte van 1,84 milligram per milliliter. Tijdens de zitting op 22 augustus 2025 heeft de officier van justitie, mr. R.M.A. in ’t Veld, de beschuldigingen uiteengezet, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was, ondanks de verdediging die aanvoerde dat er geen vertaling was verstrekt. De rechtbank constateerde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot een ongeval waarbij de bijrijder, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder meerdere gebroken ribben en een longkneuzing. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van strikte waarborgen, maar wel van een onherstelbaar vormverzuim. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 57 van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-102282-25
vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. H.C.S. van Viegen, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 augustus 2025, waarbij de officier van justitie mr. R.M.A. in ’t Veld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een voertuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol;
feit 2:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard, omdat deze niet op een geldige wijze is uitgereikt. Uit de stukken blijkt namelijk niet dat aan verdachte een vertaling van de dagvaarding is verstrekt conform artikel 260, vijfde lid Sv.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding geldig is nu het dossier een Roemeense vertaling van de dagvaarding bevat.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat in het dossier een Roemeense vertaling van de dagvaarding zit die aan verdachte is verstrekt. De dagvaarding is dus juist betekend en geldig.
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit het bloedonderzoek – dat volgens de officier van justitie met de juiste waarborgen heeft plaatsgevonden – volgt dat verdachte heeft gereden onder invloed van alcohol, te weten 1,84 milligram alcohol per milliliter bloed.
Ook het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. Uit het dossier blijkt dat verdachte, naast dat hij onder invloed was van alcohol, harder heeft gereden dan ter plaatse verantwoord was. Ook heeft verdachte onvoldoende zijn snelheid verminderd bij het naderen van de bocht waardoor verdachte zijn auto niet onder controle heeft kunnen houden en tegen een boom aan is gereden. Door dit ongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit levert aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag op in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak. Het bloedonderzoek is onrechtmatig uitgevoerd, waardoor het resultaat van dit bloedonderzoek niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Er kan daarom niet worden bewezen dat verdachte heeft gereden onder invloed van alcohol. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van feit 1. Nu uit het dossier ook niet blijkt dat verdachte harder heeft gereden dan 80 kilometer per uur, kan ook niet worden bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden in de zin van artikel 6 WVW (feit 2 primair). Tot slot kan niet worden bewezen dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat concreet gevaar op de weg werd of kon worden veroorzaakt (feit 2 subsidiair).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Over het verweer van de raadsman dat het bloedonderzoek onrechtmatig is uitgevoerd overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank kan niet vaststellen of verdachte wel of geen toestemming heeft gegeven voor het bloedonderzoek. Dit levert schending van een voorschrift op. Deze schending ziet echter niet op het bloedonderzoek als zodanig, maar op de procedure strekkende tot dat onderzoek. Er is dan ook geen sprake van schending van een strikte waarborg. Deze schending levert wel een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank volstaat echter met de enkele constatering dat een vormverzuim is begaan en verbindt hieraan geen verdere gevolgen. Zij gebruikt dus het resultaat van het bloedonderzoek voor het bewijs in deze zaak.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gereden onder invloed van 1.84 milligram alcohol per milliliter bloed.
Feit 2
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op 10 oktober 2024 rond 23:00 uur een eenzijdig verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Almweg (N322) te Giessen. Bij dit ongeval was verdachte betrokken die als bestuurder in een personenauto reed, met [slachtoffer] als bijrijder. Op deze weg geldt een maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur. Het ongeval vond plaats in een bocht naar links, gezien vanuit de rijrichting van verdachte. De personenauto van verdachte is kort voor de bocht in de berm terechtgekomen, waarna deze met de rechterzijde tegen een boom is gebotst.
Gelet op wat de rechtbank hiervoor bij feit 1 heeft overwogen, stelt de rechtbank vast dat verdachte ten tijde van het ongeval onder invloed was van alcohol. Verder stelt zij vast dat verdachte met een hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse verantwoord was. Uit het forensisch onderzoek blijkt namelijk dat, gelet op de eindpositie en de deformatieschade van de personenauto die is ontstaan door de botsing, de botssnelheid hoger heeft gelegen dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. De conclusie dat verdachte harder heeft gereden dan ter plaatse verantwoord was, wordt ook ondersteund door de verklaring van getuige Hasselman. Hasselman heeft verklaard dat hij kort voor het ongeval werd ingehaald door verdachte met een vlotte snelheid, in ieder geval harder dan de toegestane snelheid, en dat hij een piepend geluid hoorde toen de personenauto van verdachte remde.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Concluderend volgt uit het voorgaande dat verdachte met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was heeft gereden en zijn snelheid onvoldoende heeft geminderd bij het naderen van een bocht, terwijl hij onder invloed was van te veel alcohol. Naar het oordeel van de rechtbank is dit verkeersgedrag van verdachte aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Daarmee heeft verdachte schuld aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW.
Letsel
Als gevolg van dit ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, bestaande uit verwondingen aan de hals en borstkas, meerdere gebroken ribben, twee klaplongen, een longkneuzing en een nier- en leverlaceratie. De rechtbank kwalificeert dit letsel als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 primair
op 10 oktober 2024 te Giessen, gemeente Altena, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,84 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
Feit 2 primair
op 10 oktober 2024 te Giessen, gemeente Altena als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N322 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden en met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en
- onvoldoende zijn snelheid te minderen bij het naderen van een bocht,
waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een verwonding aan de hals en thorax en enig(e) ribfracturen en een beschadiging aan de longen en een nier- en leverlaceratie terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar te volstaan met een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 10 oktober 2024 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Hij is onder invloed van alcohol in de auto gestapt. Vervolgens is hij met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was uit de bocht gevlogen en in botsing gekomen met een boom
Hierdoor heeft zijn passagier [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. [slachtoffer] moest enkele dagen in het ziekenhuis blijven en is meerdere keren geopereerd.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn proceshouding. Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Zo heeft hij zich bij de politie vrijwel steeds op zijn zwijgrecht beroepen en is hij niet ter zitting verschenen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Verdachte heeft gereden onder invloed van alcohol (> 570 ug/l) en door de verkeersfouten van verdachte heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De oriëntatiepunten geven hiervoor als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om af te wijken van deze oriëntatiepunten. Zij legt daarom conform deze oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie aan verdachte op een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2, primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
Bijkomende straf
-veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 september 2025.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Feit 1
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Giessen, gemeente Altena, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,84 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
(art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Giessen, gemeente Altena als bestuurder van een voertuig (personenauto) dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof te weten alcohol waarvan hij wist althans redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
(art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
Feit 2
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Giessen, gemeente Altena als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de N322 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden, en/of met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur te rijden, in elk geval te rijden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of
- onvoldoende zijn snelheid te minderen bij het naderen van een of meerdere (scherpe) bocht(en), althans, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig te regelen dat hij in staat was zijn motorrijtuig onder controle te houden en/of tot stilstand te brengen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een verwonding aan de hals en thorax en/of enig(e) ribfracturen en/of een beschadiging aan een long/de longen en/of een nier- en leverlaceratie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te Giessen, gemeente Altena als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N322,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank heeft gereden, en/of
- met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum snelheid van 80 kilometer per uur heeft gereden, in elk geval heeft gereden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of
- onvoldoende zijn snelheid heeft geminderd bij het naderen van een of meerdere (scherpe) bocht(en), althans, niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn motorrijtuig onder controle te houden en/of tot stilstand te brengen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)