Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de akte van 9 juli 2025
- de antwoordakte van 20 juli 2025
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vorderde VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van achterstallige premie zorgverzekering, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van de gedaagde partij. De gedaagde stelde echter dat hij voorafgaand aan de dagvaarding al had betaald en dat hij dus niets meer verschuldigd was. De kantonrechter heeft de vordering van VGZ afgewezen, omdat de gedaagde betalingsbewijzen had overgelegd die aantoonden dat hij de premie over februari 2024 had betaald. De kantonrechter oordeelde dat VGZ niet aannemelijk had gemaakt dat de betalingen niet konden worden getraceerd en dat de gedaagde in zijn verweer voldoende had aangetoond dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De kantonrechter stelde vast dat VGZ in het ongelijk was gesteld en veroordeelde VGZ tot betaling van de proceskosten van de gedaagde, die op € 50,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 3 september 2025.