In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 31 oktober 2024. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning in Halderberge, vastgesteld op € 460.000 per 1 januari 2023. Belanghebbende, eigenaar van de woning, vond deze waarde te hoog en stelde dat de waarde maximaal € 400.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast heeft voldaan. De gebruikte referentiewoningen waren niet allemaal even goed vergelijkbaar, en de rechtbank heeft de waarde van de woning uiteindelijk vastgesteld op € 450.000. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van belanghebbende gegrond was. De rechtbank heeft de aanslagen onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing dienovereenkomstig verminderd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen op 4 september 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.