ECLI:NL:RBZWB:2025:6002

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
C/02/438313 / JE RK 25-1416
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en beperking van de doelen in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, die verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en de vader van [minderjarige] gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, maar dat de moeder niet aanwezig was op de zitting, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De vader en de advocaat van de moeder waren wel aanwezig. De kinderrechter heeft de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift, in overweging genomen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] nog steeds ernstig bedreigd wordt en dat de opvoedingssituatie bij de moeder en de schoolgang van [minderjarige] nog pril zijn. De GI heeft aangegeven dat er positieve ontwikkelingen zijn, maar dat er nog steeds ondersteuning nodig is, vooral in verband met traumatherapie voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk geacht, omdat de ouders niet goed kunnen communiceren en de situatie nog niet stabiel genoeg is om over te dragen aan een vrijwillig kader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 3 september 2025 tot 3 juni 2026 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De kinderrechter heeft ook de doelen van de GI beoordeeld en besloten dat het doel van onbelast contact met beide ouders niet haalbaar is, evenals het doel van communicatie tussen de ouders. Het doel dat [minderjarige] een opvoedsituatie heeft met rust, duidelijkheid, structuur en veiligheid blijft wel bestaan. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/438313 / JE RK 25-1416
Datum uitspraak: 26 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Brabant,locatie te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. M. Verschoor uit Rozenburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om haar haar mening te geven. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 27 augustus 2024 is de ondertoezichtstelling over [minderjarige] voor het laatste verlengd met ingang van 3 september 2024 tot 3 september 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter onderbouwing van het verzoek aangegeven dat de moeder en [minderjarige] in de afgelopen periode een traject bij [jeugdzorg] hebben doorlopen. De bedoeling was dat ook de vader zou aansluiten, maar hij heeft in november 2024 aangegeven hier niet meer open voor te staan. De moeder en [minderjarige] hebben in juni 2025 het traject bij [jeugdzorg] positief afgerond. [jeugdzorg] heeft geadviseerd aan de moeder om haar rol als opvoeder meer in te zetten en meer sturing en grenzen te bieden. Er is inmiddels meer rust in de thuissituatie bij de moeder. Zij biedt aan [minderjarige] meer structuur en duidelijkheid. De ontwikkeling is nog wel pril en de moeder en [minderjarige] moeten nog laten zien dat zij het geleerde vasthouden. [minderjarige] gaat sinds mei 2025 weer hele dagen naar school en is voornemens dit schooljaar weer volledig naar school te gaan. De GI vindt dat de leerplichtambtenaar wel strenger mag optreden richting [minderjarige] . In januari 2025 heeft de vader aangegeven geen contact meer met [minderjarige] en de GI te willen. [minderjarige] heeft aangegeven ook geen contact meer te willen hebben met de vader, maar ze heeft het er wel moeilijk mee. De GI vindt het van belang dat [minderjarige] de rust en de ruimte gaat ervaren om stappen te maken in haar ontwikkeling. [jeugdzorg] heeft voor [minderjarige] een individueel hulpverleningstraject rouwverwerking of traumatherapie geadviseerd in verband met het verwerken van de afwijzing vanuit de vader. De GI vindt de verlenging van de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk. Er kan nog niet worden overdragen aan het vrijwillig kader. De positieve ontwikkelingen in de thuissituatie en de schoolgang van [minderjarige] zijn nog pril. Dit moet nog gemonitord worden. Ook is ondersteuning nog nodig voor het inzetten van traumatherapie voor [minderjarige] . Daarnaast moet nog worden bekeken hoe de vader vorm gaat geven aan het gezag en hoe de beslissingen over [minderjarige] worden genomen als de vader geen contact en betrokkenheid meer met haar heeft. Afhankelijk van de situatie met de vader verwacht de GI na enkele maanden de overdracht te kunnen doen naar het vrijwillig kader.
4.2.
De advocaat van de moeder heeft aangegeven dat de moeder het eens is met het verzoek.
4.3.
De vader heeft naar voren gebracht dat hij wil dat het goed gaat met [minderjarige] . De verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig, omdat hij nog steeds grote zorgen heeft over de opvoedsituatie bij de moeder heeft. Ook de schoolgang van [minderjarige] gaat niet goed. De vader is het niet eens met de keuze voor de huidige school. [minderjarige] zakt steeds verder in haar niveau. Wel merkt de vader op dat de ondertoezichtstelling tot nu toe nog niet veel heeft opgeleverd. Er moet dan ook wel daadwerkelijk iets voor [minderjarige] gaan gebeuren, anders heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling geen meerwaarde. De reden dat hij de jeugdbeschermer de deur heeft gewezen had te maken met een conflict bij hem thuis. Er wordt telkens met een vinger naar hem gewezen. Hij heeft daardoor geen vertrouwen meer in de jeugdbeschermer. De vader heeft contact gehad met [jeugdzorg] en aangegeven dat het niet zinvol is om met de moeder in gesprek te gaan, omdat het alleen maar stress en verdriet oplevert. De vader realiseert zich dat het herstellen van het contact tussen hem en [minderjarige] op dit moment lastig is. Er zijn vervelende bewoordingen geuit vanuit [minderjarige] richting hem waar hij zich niet zomaar overheen kan zetten. Zowel [minderjarige] als de moeder hebben hem bovendien geblokkeerd. Hij kan geen contact meer leggen. De vader geeft aan dat hij openstaat voor contact met [minderjarige] als zij zou aangeven dit te willen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:260 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar, als aan de grond van de ondertoezichtstelling (zoals beschreven in artikel 1:255 eerste lid BW) is voldaan.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:255 eerste lid BW een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarig zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Daarnaast moet:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van deze bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouder(s) die het gezag uitoefenen, niet of onvoldoende worden geaccepteerd door hen worden geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd zijn dat de ouder(s) die het gezag uitoefenen de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat zijn te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbare termijn.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd. De vooruitgang in de opvoedingssituatie bij de moeder en de schoolgang van [minderjarige] is nog pril. Er moet door de GI gemonitord worden of de moeder haar opvoedersrol op een goede manier kan blijven inzetten. Er moet daarnaast vanuit de GI zicht blijven op de schoolgang van [minderjarige] . Dit mag niet meer stagneren. Indien dit onverhoopt toch mocht gebeuren dan gaat de kinderrechter er vanuit dat door de leerplichtambtenaar in overleg met de GI de nodige maatregelen zullen worden getroffen. Ook dient er nog gekeken te worden naar hulpverlening voor [minderjarige] . Aangezien de vader mede het gezag over [minderjarige] draagt, zal ook bekeken moeten worden op welke wijze de beslissingen rondom [minderjarige] genomen kunnen worden nu ouders samen niet goed kunnen communiceren. De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] dan ook voor de verzochte duur van negen maanden.
5.3.
De GI heeft in het plan van aanpak drie doelen gesteld.
Het eerste doel gericht op onbelast contact met beide ouders is niet behaald. De kinderrechter zal dit doel niet meer als zodanig opnemen, gezien de huidige situatie. Met de GI vindt de kinderrechter dat [minderjarige] de rust en de ruimte moet krijgen voor haar eigen ontwikkeling, de therapie en haar schoolgang. Voor [minderjarige] is wel van belang dat zij weet dat haar vader heeft aangegeven dat de deur voor haar open staat, als [minderjarige] contact met hem wil. Het tweede doel is erop gericht dat de ouders kunnen communiceren met elkaar. Dit doel is niet behaald, maar is op dit moment ook niet haalbaar. De kinderrechter zal ook dit doel niet meer stellen.
Het derde doel dat [minderjarige] een opvoedsituatie heeft waar haar rust, duidelijkheid, structuur en veiligheid wordt geboden blijft als doel bestaan.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 3 september 2025 tot 3 juni 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025 door mr Jansen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas als griffier, en op schrift gesteld op 9 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.