ECLI:NL:RBZWB:2025:602

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/02/429765 / JE RK 24-2239
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met zorgwekkende ontwikkeling

Op 8 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een rekestprocedure, waarbij de ouders van de minderjarige, het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Goes, en de advocaat van de minderjarige, mr. M.V. de Nooijer, aanwezig waren. De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting telefonisch contact opgenomen met de minderjarige om zijn mening te peilen, aangezien hij niet ter zitting kon verschijnen. De ouders hebben ingestemd met de plaatsing van hun kind in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, omdat de situatie van de minderjarige zorgwekkend is en zijn ontwikkeling ernstig belemmert. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel in een jeugdzorginstelling verblijft en dat er grote zorgen zijn over zijn gedrag, dat gepaard gaat met agressie en onveilige situaties. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden, met ingang van 8 januari 2025 en tot 8 april 2025, en het resterende deel van het verzoek aan te houden voor een nadere mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de minderjarige de juiste begeleiding en structuur krijgt om zijn problematiek aan te pakken. De ouders zijn bereid om mee te werken aan de benodigde hulpverlening, en de kinderrechter heeft aangegeven dat er na drie maanden een nieuwe zitting zal plaatsvinden om de voortgang te evalueren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/429765 / JE RK 24-2239
Datum uitspraak: 8 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GOES ,
hierna te noemen: het college,
zetelende te Goes ,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 december 2024;
  • het e-mailbericht van 16 december 2024 van het college, met als bijlage de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 14 december 2024;
  • het e-mailbericht van 7 januari 2025 van het college, met als bijlage de machtiging van de casusregisseur om namens het college te verschijnen en het woord te voeren tijdens de zitting.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. M.V. de Nooijer, te Middelburg.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van [minderjarige] ;
  • de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van het college.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. Nu [minderjarige] niet ter zitting is verschenen heeft de kinderrechter daartoe voorafgaand aan de zitting, in aanwezigheid van de advocaat van [minderjarige] , telefonisch contact opgenomen met [minderjarige] . Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de kinderrechter, in aanwezigheid van de advocaat van [minderjarige] , opnieuw telefonisch contact opgenomen met [minderjarige] , om zijn beslissing met [minderjarige] te delen. Daarbij heeft de kinderrechter aangegeven dat hij – indien [minderjarige] daar behoefte aan heeft – bereid is om op de rechtbank met [minderjarige] in gesprek te gaan. Daarvoor kan [minderjarige] via zijn advocaat een afspraak maken met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op het moment bij [jeugdzorginstelling 1] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van drie maanden daarvan.
3.2.
De ouders stemmen in met het verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Dit blijkt uit de instemmingsverklaring.
3.3.
De gekwalificeerde gedragswetenschapper, de heer [naam] , stemt in met een machtiging gesloten jeugdhulp conform de verzochte duur in het verzoek van het college. Dit blijkt uit de verklaring van 14 december 2024

4.De standpunten

4.1.
Tijdens het korte telefoongesprek met de kinderrechter, waarbij [minderjarige] herhaaldelijk de verbinding heeft verbroken, heeft [minderjarige] aangegeven dat hij niet in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp wil worden geplaatst en niet naar [jeugdzorginstelling 2] zal gaan.
4.2.
De advocaat van [minderjarige] geeft tijdens de zitting aan dat zij [minderjarige] niet inhoudelijk over het verzoek heeft gesproken. [minderjarige] heeft geweigerd om daarover met haar in gesprek te gaan. Gelet op het korte telefoongesprek dat de kinderrechter voorafgaand aan de zitting met [minderjarige] heeft gevoerd, maakt de advocaat op dat [minderjarige] het niet eens is met het verzoek. Hij geeft immers aan dat hij niet naar [jeugdzorginstelling 2] zal gaan. Daarbij merkt de advocaat op dat een plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp een zeer ingrijpende maatregel is. De advocaat verzoekt om bij toewijzing van het verzoek de machtiging te beperken tot drie maanden, onder aanhouding van het restant van het verzoek. Een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden is met [minderjarige] niet besproken en [minderjarige] is daarover niet door de kinderrechter gehoord. Toewijzing van de machtiging voor de duur van zes maanden kan in dat geval averechts werken. Een toetsingsmoment na drie maanden kan eraan bijdragen dat [minderjarige] beter zijn best zal doen.
4.3.
Het college handhaaft het verzoek. De situatie van [minderjarige] fluctueert. Op het moment dat wordt gewerkt aan de problematiek van [minderjarige] , werkt [minderjarige] niet langer mee en escaleert de situatie snel. Dan loopt [minderjarige] weg en wordt hij agressief, met veel onveiligheid voor [minderjarige] en zijn omgeving tot gevolg. Dit werkt voor [minderjarige] al jaren en dit gedrag laat hij nu ook zien. [minderjarige] heeft zich op [jeugdzorginstelling 1] misdragen en kan daar niet langer blijven. [minderjarige] heeft kaders nodig en dit lukt niet in een opensetting. Het traject zal voor [minderjarige] langer zijn dan het reguliere ThuisBest-traject bij [jeugdzorginstelling 2] . Eerst zal er gestart worden met schematherapie en het aanleren van vaardigheden, waarna toegewerkt zal worden naar een terug-thuisplaatsing. Daarbij benoemt het college dat zij zich ook kunnen vinden in een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Dit zal [minderjarige] naar verwachting de meeste rust bieden. Met [minderjarige] is besproken dat er na drie maanden een nieuwe zitting zal plaatsvinden, maar niet dat de machtiging dan afloopt. In de tussentijd heeft [jeugdzorginstelling 2] ook de mogelijkheid om de machtiging te schorsen.
4.4.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek. Tot niet heel lang geleden ging het prima thuis. Dit is een paar maanden geleden veranderd. Er is actief geprobeerd om hulp in te zetten, maar dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. De behandeling voor [minderjarige] lijkt iedere keer een brug te ver te zijn. Zo is de medicamenteuze behandeling voor ADHD niet van de grond gekomen en is de EMDR-behandeling gestopt. De problematiek van [minderjarige] speelt al een lange tijd en [minderjarige] moet daarin dingen leren. De vader is bereid om mee te werken aan de benodigde hulpverlening. De vader wil [minderjarige] graag terug. Een periode van drie maanden vindt de vader kort. De vader gunt het [minderjarige] , hemzelf en zijn omgeving dat er iets veranderd. In dat kader lijkt de vader een machtiging voor de duur van zes maanden verstandig.
4.5.
Ook de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek. Het gedrag van [minderjarige] is de afgelopen periode geëscaleerd, naar verwachting omdat de start op school voor [minderjarige] weer dichterbij kwam. [minderjarige] gaat al twee jaar niet naar school. Wanneer [minderjarige] tegen drempels aanloopt, gaat het mis. [minderjarige] is een hele lieve jongen, maar kan boos worden en dan trekt de hulpverlening zich terug. De moeder heeft [minderjarige] graag thuis, maar de problematiek moet eerst worden opgelost. De moeder is bereid om overal aan mee te werken. Dat hebben de ouders altijd gedaan. Daarbij geeft de moeder aan dat een machtiging voor de duur van zes maanden duidelijkheid en rust biedt. Een machtiging voor de duur van drie maanden geeft [minderjarige] daarentegen de mogelijkheid om ergens naar toe te werken. Het is voor [minderjarige] wel een drempel om naar de rechtbank te komen.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat, naast de formele vereisten in de Jeugdwet, is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet en zal het verzoek van het college toewijzen voor de duur van drie maanden. Dit betekent dat de kinderrechter de machtiging voor opname en verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zal verlenen, met ingang van 8 januari 2025 en tot 8 april 2025. Het resterende deel van het verzoek houdt de kinderrechter aan. De kinderrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
5.3.
Uit de stukken en tijdens de zitting is gebleken dat er grote zorgen zijn over [minderjarige] en dat hij op het moment in zijn ontwikkeling stagneert. Vanwege zijn kindeigen problematiek, komt [minderjarige] niet toe aan zijn algehele ontwikkeling. [minderjarige] heeft last van een angststoornis die hem beperkt in zijn leven en het lukt [minderjarige] niet om zijn emoties adequaat te reguleren. Het gedrag van [minderjarige] gaat nu gepaard met veel agressie en woede. Dit zorgt voor onveilige situaties. Zowel thuis als bij de crisisopvang van [jeugdzorginstelling 1] hebben zich recentelijke forse (agressie) incidenten voorgedaan, waardoor de veiligheid van [minderjarige] en anderen op het spel heeft gestaan. Daarnaast gaat [minderjarige] al zo’n twee jaar niet naar school en ontbreekt het [minderjarige] aan sociaal contact met leeftijdsgenoten.
5.4.
De afgelopen periode is steeds meer een patroon zichtbaar geworden, waarbij [minderjarige] blokkeert op het moment dat er wordt gewerkt aan zijn problematiek. Het lukt [minderjarige] , de ouders en de hulpverlening onvoldoende om dit patroon te doorbreken. Hierdoor kan [minderjarige] niet de stappen zetten die hij nodig heeft en die iedereen hem zo gunt. De kinderrechter ziet [minderjarige] als een jongen met mogelijkheden en ambities, maar zijn problematiek zit hem hierbij in de weg. Iedere vorm van hulpverlening of behandeling komt binnen een open setting niet van de grond en de kinderrechter stelt dan ook vast dat er op dit moment geen andere mogelijkheden meer bestaan dan een plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter verwacht dat [minderjarige] baat heeft bij een plaatsing bij [jeugdzorginstelling 2] , vanwege de structuur, de duidelijke kaders en de begeleiding die [minderjarige] daar geboden kan worden. Ook de ouders kunnen middels het ThuisBest-traject de nodige handvatten worden geboden om beter aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige] .
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen. De kinderrechter volgt voor wat betreft de duur het verzoekschrift en het standpunt van de advocaat van [minderjarige] en wijst de machtiging gesloten jeugdhulp toe voor de duur van drie maanden, met ingang van 8 januari 2025 en tot 8 april 2025. Met [minderjarige] is besproken dat de machtiging gesloten jeugdhulp drie maanden zou duren, waarna er een nieuwe zitting zou plaatsvinden. Het is voor de kinderrechter niet duidelijk of [minderjarige] begrijpt dat de machtiging gesloten jeugdhulp op basis van het verzoek en de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper ook voor de duur van zes maanden kan worden afgegeven. Bij toewijzing van het verzoek voor de duur van zes maanden bestaat daarom het risico dat dit een averechts effect heeft op de inzet en motivatie van [minderjarige] en dit moet worden voorkomen. Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden. Uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen mondelinge behandeling, dient het college de rechtbank en de belanghebbenden middels een briefrapportage te voorzien van een update over het verloop van het traject bij [jeugdzorginstelling 2] en de actuele stand van zaken, waarbij het college zich ook dient uit te laten over het gewenste verdere procesverloop. Daarbij vindt de kinderrechter het van belang dat [jeugdzorginstelling 2] voor de nader te noemen mondelinge behandeling duidelijkheid geeft over de tot nu toe gehanteerde diagnoses, de voortgang, met al dan niet een gedeeltelijke terug-thuisplaatsing, en de samenwerking met de ouders.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van
8 januari 2025 tot 8 april 2025;
6.2.
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot de nadere mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur], bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE;
6.3.
gelast het college
uiterlijk twee weken voorafgaand aan de nadere mondelinge behandelingaan de kinderrechter en de belanghebbenden een schriftelijke update toe te zenden zoals hiervoor overwogen;
6.4.
bepaalt dat deze beschikking geldt als oproeping van [minderjarige] en zijn advocaat, de vader, de moeder en het college;
6.5.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Palings als griffier, en op schrift gesteld op 21 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.