ECLI:NL:RBZWB:2025:6034
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Vlissingen
Op 10 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende op 1 januari 2023 had vastgesteld op € 626.000. De belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 588.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2025 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar vertegenwoordigd waren.
De rechtbank heeft beoordeeld of de waarde van de woning te hoog was vastgesteld. De heffingsambtenaar had een taxatiematrix gepresenteerd waarin de waarde van de woning was onderbouwd met vergelijkingen met referentiewoningen. De rechtbank oordeelde dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank concludeerde dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen niet te hoog waren vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed, omdat het beroep ongegrond is verklaard.