ECLI:NL:RBZWB:2025:6036
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarden van onroerende zaken in het kader van belastingaanslagen
Op 10 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/2448 en BRE 25/2478, waarbij het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar werd beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarden van een woning en een appartement vastgesteld op respectievelijk € 507.000 en € 405.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende was het niet eens met deze waarderingen en stelde dat de waarden te hoog waren. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 juli 2025, waarbij zowel de belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had gegeven voor de vastgestelde waarden, onder andere door gebruik te maken van vergelijkingsmethoden en referentiewoningen. De rechtbank oordeelde dat de WOZ-waarden niet te hoog waren vastgesteld en verklaarde de beroepen ongegrond. Dit betekent dat de aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) gehandhaafd blijven. De belanghebbende kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.