ECLI:NL:RBZWB:2025:6037

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
C/02/438840 / JE RK 25-1500
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 september 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roosendaal, die een machtiging verzoekt om de minderjarige voor een periode van drie maanden uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De moeder van de minderjarige heeft ingestemd met het verzoek, maar de kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige zorgvuldig beoordeeld, gezien zijn eerdere gedragingen en de noodzaak van jeugdhulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren. Ondanks een positieve ontwikkeling is de situatie nog kwetsbaar, en zijn er zorgen over crimineel gedrag en wegloopgedrag. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden, met de nadruk op de noodzaak van een vervolgplek binnen deze periode. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/438840 / JE RK 25-1500
Datum uitspraak: 4 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROOSENDAAL,
hierna te noemen het college,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats 1] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 14 augustus 2025;
  • de instemmende verklaring van gedragswetenschapper [persoon] van 20 augustus 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] , afzonderlijk gehoord, met zijn advocaat;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van het college.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 juni 2025 een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 18 september 2025.
2.3.
Op basis van de afgegeven machtiging verblijft [minderjarige] bij [accommodatie] te [plaats 2] .

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt in haar petitum een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Uit de toelichting op het verzoek blijkt echter dat het college een machtiging voor de duur van drie maanden noodzakelijk acht.
Ter zitting heeft het college - daarnaar gevraagd - het verzoek verminderd, in die zin dat nu wordt verzocht om een machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden.
3.2.
De moeder stemt in met het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

4.De standpunten

4.1.
Het college legt aan het verzoek ten grondslag dat momenteel druk gezocht wordt naar een passende vervolgplek voor [minderjarige] . De uitkomst van de onlangs bij [minderjarige] opnieuw gedane IQ-test en zijn gedrag maakt het lastig. Dit neemt volgens het college niet weg dat zij voor een vervolgplek van [minderjarige] onlangs aanmeldingen heeft kunnen doen bij drie instellingen, te weten [instelling 1] , [instelling 2] en [instelling 3] . Helaas zijn er voor deze plekken wachtlijsten. Het college spreekt daarbij de hoopvolle verwachting uit dat [minderjarige] binnen de komende drie maanden op een passende vervolgplek geplaatst kan zijn. Het college verzoekt daarom om een machtiging voor een duur van drie maanden. Geslotenheid acht het college nog even nodig om in de komende periode de veiligheid van [minderjarige] te kunnen blijven waarborgen. Steeds als [minderjarige] vrijheden worden gegeven, vervalt hij in oud probleemgedrag. Om die reden heeft [minderjarige] vanaf 4 juli 2025 nauwelijks vrijheden mogen opbouwen. Sinds kort is dat wel weer het geval. Zo heeft hij niet altijd meer 1 op 1 begeleiding. Het college hoort dat [minderjarige] tijdens zijn gesprek met de kinderrechter heeft aangegeven dat hij volgende week ook weer een (begeleid) bezoek aan zijn moeder zal mogen brengen, maar dat is niet zo.
Naar de mening van het college blijft de situatie van [minderjarige] kwetsbaar. Terug naar huis acht het college geen optie meer. Steeds duidelijker wordt welke vervolgplek voor [minderjarige] wel passend is. Bij [accommodatie] kan hij ook nog een aantal stappen zetten en daarom is een machtiging voor drie maanden passend.
4.2.
[minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld dat hem nog niet bekend is wanneer de tegen hem lopende strafzaak inhoudelijk zal worden behandeld. Volgens [minderjarige] zou hij het liefste willen doorstromen naar begeleid wonen of naar een open voorziening, zoals de groep [woongroep] in [plaats 1] . Momenteel is [minderjarige] bezig om weer meer vrijheden op te bouwen. Volgens [minderjarige] mag hij volgende week voor de eerste keer weer (begeleid) bij zijn moeder op bezoek. [minderjarige] heeft er vertrouwen in dat dat goed zal gaan verlopen, omdat hij inmiddels beter met vrijheden weet om te gaan. [minderjarige] heeft verder verteld dat men momenteel bezig is met een zogenoemde 0-meting, teneinde te kunnen bepalen bij welk onderwijs hij straks het meest gebaat zal zijn. Op dit moment volgt [minderjarige] nog onderwijs bij [accommodatie] . Bij [accommodatie] zou [minderjarige] liever op een andere groep willen worden geplaatst, omdat de groep waar hij momenteel verblijft enkel uit jongens bestaat die zich allemaal willen bewijzen. [minderjarige] wil zich daarvan distantiëren, maar dat is volgens [minderjarige] lastig als je op dezelfde groep verblijft. De moeder brengt bij [accommodatie] in de weekenden geregeld een bezoek aan [minderjarige] . Volgens [minderjarige] is dat laatste bezoek echter niet zo goed verlopen. Hij kreeg toen ruzie met zijn moeder. Het lijkt [minderjarige] daarom niet verstandig om na zijn plaatsing bij [accommodatie] weer bij zijn moeder te gaan wonen.
4.3.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij nog steeds instemt met het (gewijzigde) verzoek. De moeder ziet dat [minderjarige] in de afgelopen periode vooruit is gegaan, maar nog onvoldoende om [minderjarige] weer bij haar in [plaats 1] te laten wonen. Naar de mening van de moeder zal [minderjarige] in [plaats 1] nog te zeer in negatieve zin worden beïnvloed. De moeder zou zelf graag willen verhuizen, maar dat is op de huidige woningmarkt lastig. De moeder vindt niet dat er sprake was van een ruzie de laatste keer dat zij [minderjarige] zag. Er was een discussie tussen hen beiden over roken. De moeder wil niet dat [minderjarige] rookt.
4.4.
Mr. Van Kerkhof heeft namens [minderjarige] naar voren gebracht dat het als positief kan worden gezien dat [minderjarige] zelf inziet dat zijn verblijf op de huidige groep bij [accommodatie] hem geen goed doet en dat hij na zijn plaatsing bij [accommodatie] beter niet kan terugkeren naar zijn moeder in [plaats 1] . [minderjarige] wil elders verder aan zichzelf gaan werken. Gezien het verleden van [minderjarige] zal het lastig zijn om voor hem een geschikte vervolgplek te vinden. Het college geeft aan dat die vervolgplek binnen drie maanden gerealiseerd zou moeten zijn. De advocaat refereert zich daarom ten aanzien van het (gewijzigde) verzoek aan het oordeel van de kinderrechter.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
Het is goed om te kunnen constateren dat bij [minderjarige] sprake is van een positieve ontwikkeling. Deze ontwikkeling is echter nog pril. De zorgen over [minderjarige] zijn nog groot. Zo was er tot voor vrij kort geleden nog sprake van wegloopgedrag van [minderjarige] , waren er sterke vermoedens dat hij zich bezighield met criminele activiteiten en is hij op 8 mei 2025 door de politie opgepakt vanwege verdenking van betrokkenheid bij een gewapende overval. De inhoudelijke behandeling van dit strafbare feit dient nog plaats te vinden. Gezien de beïnvloedbaarheid van [minderjarige] moet worden gevreesd dat zich wederom dergelijk probleemgedrag gaat voordoen als hij nu in een open setting zou verblijven. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging voor gesloten jeugdhulp. De kinderrechter neemt hierbij in aanmerking dat [minderjarige] binnen diens geslotenheid bij [accommodatie] nog de nodige leerdoelen heeft. Zo is hij pas onlangs weer gestart met het opbouwen van meer vrijheden. [minderjarige] heeft daarin nog een weg te gaan. Daar is tijd voor nodig. De kinderrechter machtigt daarom het college om aansluitend op de huidige machtiging [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van nog eens drie maanden.
5.3.
De kinderrechter overweegt tot slot dat een machtiging gesloten plaatsing een uiterste middel is. De wetgever heeft besloten om de gesloten jeugdzorg in de komende jaren geheel te gaan afbouwen. Een machtiging gesloten jeugdhulp kan dan ook niet dienen enkel ter overbrugging naar een vervolgplaatsing in een open setting. Dit maakt dat de overplaatsing van [minderjarige] naar de vervolgsetting (zoals [instelling 1] , [instelling 2] of [instelling 3] ) binnen de komende drie maanden gerealiseerd moet zijn. Het college heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat dit haalbaar is.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 18 september 2025 tot 18 december 2025.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025 door mr. Van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 11 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).