ECLI:NL:RBZWB:2025:6051

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
C/02/439367 HA RK 25-206 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • mr. ing. Peters
  • mr. Broeders
  • mr. Sterk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond in civiele procedure

Op 8 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. Badal, de kantonrechter in de hoofdzaak. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter de verzoeker niet in de gelegenheid had gesteld om aanwezig te zijn bij de zitting op 2 september 2025, omdat hij ziek was. De verzoeker stelde dat deze beslissing zijn zakenreis naar het buitenland en de studiereis van zijn gemachtigde onmogelijk maakte, wat zijn professionele verplichtingen zou schaden. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze onpartijdigheid in twijfel trokken. De beslissing om de zitting te verdagen werd beschouwd als een procesbeslissing, waarover de wrakingskamer geen oordeel kan vellen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was om de behandeling van de hoofdzaak te schorsen. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/439367 HA RK 25-206
beslissing van 8 september 2025 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker], verzoeker
(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ).

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hoofdzaak met zaaknummer 11492949 \ CV EXPL 25-335,
 de zittingsaantekeningen van de zitting in de hoofdzaak van 2 september 2025,
 het proces-verbaal van wraking van 2 september 2025,
 de e-mail van de gewraakte rechter aan de wrakingskamer van 3 september 2025 waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berust.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Badal (hierna: de rechter), optredend als kantonrechter in de bovengenoemde hoofdzaak. Dit verzoek berust op de gronden zoals die namens verzoeker uiteen zijn gezet tijdens de zitting in de hoofdzaak van 2 september 2025.
2.2
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

Namens verzoeker is aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter hem door het verdagen van de zitting naar 2 september 2025 niet in de gelegenheid heeft gesteld om bij de zitting aanwezig te zijn, aangezien hij ziek op bed ligt, terwijl dit voor hem wel van groot belang is. Ook is namens verzoeker aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter door zo te handelen zijn zakenreis naar het buitenland onmogelijk heeft gemaakt, alsook de studiereis van zijn gemachtigde die daardoor zijn talenkennis niet kan bijhouden terwijl hij veel tolkenwerk doet.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3
De beslissing van de rechter om de zitting te verdagen is een procesbeslissing. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, bijvoorbeeld het arrest van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing, de vraag of al dan niet hoor en wederhoor correct is toegepast daaronder begrepen. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoekster onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. De reden hiervoor is dat er tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen.
4.4
Alleen als een procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in deze zaak niet gebleken. Hierbij acht de wrakingskamer van belang dat verzoeker blijkens de dossierstukken en het verhandelde op de zitting in de hoofdzaak niet eerder een verzoek om uitstel heeft gedaan. Voor zover het wrakingsverzoek is gebaseerd op de eerdere beslissing tot verdaging, naar aanleiding van het verzoek van de wederpartij van verzoeker, oordeelt de wrakingskamer dat ook ter zake van deze procesbeslissing niet blijkt dat van een hiervoor bedoelde uitzondering sprake zou kunnen zijn, nog daargelaten dat het wrakingsverzoek dan veel te laat is gedaan. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
4.5
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl, zie rechtbanken, rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wraking, wrakingsprotocol).

5.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart het verzoek tot wraking van de rechter kennelijk ongegrond;
 bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak met zaaknummer 11492949 \ CV EXPL 25-335 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen op 8 september 2025 door mr. ing. Peters, rechter en voorzitter, en mr. Broeders en mr. Sterk, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.