ECLI:NL:RBZWB:2025:6063
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en schending van hoorrecht in de zaak van de erven van een fiscaal inwoner
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2025, worden de beroepen van de erven van een belanghebbende tegen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2010 tot en met 2016 beoordeeld. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder de bezwaren van de belanghebbenden ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt de vraag of de erflaatster als fiscaal inwoner van Nederland kan worden aangemerkt en of er sprake is van schending van het hoorrecht. De rechtbank concludeert dat het hoorrecht niet is geschonden, omdat de gemachtigde van de belanghebbenden voldoende gelegenheid heeft gehad om te worden gehoord, maar niet op de gemaakte afspraken is ingegaan. De rechtbank oordeelt dat de erflaatster, gelet op haar woon- en verblijfplaats, als fiscaal inwoner van Nederland moet worden aangemerkt. Dit betekent dat het heffingsrecht voor Nederland niet wordt beperkt door het belastingverdrag met de Verenigde Staten. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de navorderingsaanslagen in stand blijven. De belanghebbenden krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.